75 defensie ter contrarie tot het bewijs, dat hij de gedaagdens en eischers in reconventie daarvan zal worden geëxhibeert. 8e. Ignorerende mede en ter goeder trouwe als voren ont kennende den innehouden van het 11e, 12e, 13e, 14e en 15e artikel van den voorschreven eisch in reconventie. 9e. En passeerende wederom het 16e artikel van denzelven eisch in reconventie als geen particulier solutie behoevende. 10e. Mitsgaders ook den inhoud van het 17e en vervolgens tot het 35e artikel als wezende, bij aldien het alzoo is gelijk aldaar gezeit werd res inter aliosacta. lie. Die de impetranten in dezen in haar goed recht niet en kan préjudicieëren en mitsdien impertinent is in het cas subject. 12e. Ten welken fine ook bij 'den voorschreven van Rhijn in qualité als voren in quantum pro, en verder noch anders niet werd geaccepteert den innehouden van 't 36e artikel. 13e. Daarbij geseit wordt, dat in de pretense limietscheidinge aldaar geroert de heeren impetranten in dezen en eischers in conventie niet bekend zijn; 14e. Zeit de voorschreven Jan van Rhijn in den name als boven op het 37e en 38e artikel den innehouden derzelver wel expresselijk te ontkennen. 15e. En niet alleen bij de gedaagdens en eischers in recon ventie nimmermeer te zullen bewezen worden dat zijlieden of hare predecesseurs alle begraasde en vruchtbare gorsen altijd tot in den jare 1631 zouden verhuurd hebben. 16e. Maar dat ter contrarie bij de Heeren impetranten zal worden geverifiëert van verhuringen bij haar Ed. gedaan, 17e. Waarmede wederom passeerende het 39e, 40e en ver volgens tot het 46e artikel van de voorschreven antwoord in conventie en eisch in reconventie als ten deele geen particuliere wederlegginge vereischende en ten deele hiervoren genoeg beant woord zijnde. 18e. En komende tot het 47e, 48e en vervolgens tot het 57e artikel incluis, zonder den inhoud derzelver alhier te repeteren;

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1931 | | pagina 137