78
45e. Dat van ouds en zoolange als de schorren aan de oost
zijde of noord-oostzijde van 't voorschreven schor, genaamd de
Stinckaert, en onder anderen mede de plate, genaamd de Wolsack,
zijn begroest geworden,
46e. De stad van Middelburg of hunnen pachter van 't schor
den Stinckaert dezelve aanwassen of 't gors van dien, deur hunne
schapen hebben doen beloopen en geët.
47e. Zonder dat de schapen of de eigenaars van Sint-Joos-
land daarop hebben geweest om te etten.
48e. En namentlijk ook, dat de aangewassen gronden aan
de voorschreven oost of noordoostzijde van 't schor den Stinckaert
nooit en zijn genaamt geweest met den naam van Sint-Jooslandt.
49e. Maar dat alleen met den naam van Sint-Jooslandt is
genaamd geweest van over zestig en meer jaren, ja zoo lang als
oude mensehen kan heugen, de Stelle, die nu bedijkt zijnde Sint-
Joosland werd genaamd.
50e. En geenszins de andere platen of landen, liggende aan
de overzijde,
51e. Te weten ten westen en noorden van het Grancktye.
52e. Daaruit dan ook bij henzelven komt te corrueren, 't gene
bij het 101e artikel gezeit werd van der gedaagdens gepreten-
teerde possessie.
53e. Zal voorts mede contrarie het 104e, 105e en 106e
artikel bewezen worden, dat het voorschreven water of diep van
ouds genaamd geweest zijnde het Crancktye is geweest het scheit
tusschen de voorschreven twee schorren den Stinckaert en Sint-
Jooslandt.
54e. En namelijk op de strekkinge in 't voorschreven 105e
en 106e artikel gedesigneert.
55e. Op het 107e en vervolgens tot het 111e artikel, zeit
de voorschreven Van Rhijn in den naam als voren, dat hoewel
de Wolsack is een plate uit het water opgekomen,
56e. Dat dezelve nochtans aan het schor den Stinckaert alzoo
geannexeert en geconsolideert is, dat de schapen, die op den Stinckaert