82 voor replijcque in conventie, en concludeert in reconventie gelijk als apud acta gedaan is. Was onderteijckent N. VAN SORGEN. Onder stond Willem van Ravesteijn, als procureur van de gedaagdens in cas van mainctenue, afslaande de middelen van deze replique in conventie en antwoord in reconventie bij denegatie en imperti nentie, persisteert voor replijcque en duplique respective, actum dezen 20en April 1637, en was onderteekend W. VAN RAVESTEIJN. Op den dag van lieden compareerde voor den Hove van Hol land Johan van Rhijn, als procureur van de Tresauriers der stad Middelburg, impetranten in cas van mainctenue en ver weerders in reconventie en daarvan acte en muniment, op en jegens Jonckheer Frar^ois de la Torre, heer van Valkenisse, voor hem zeiven en vervangende de andere bedijkers van 't schor, ge naamd Sint-Jooslandt, gedaagdens in 't voorschreven cas. En Willem van Ravesteijn, als procureur van de voorschreven ge daagdens, zeide zijn zaak ten Hove te zijn, verzoekende recht. Gedaan in Den Hage den 22en December 1637. In kennisse van mij A. POTS. Het proces bleef steeds hangende en het zal aan het Hof in Den Haag zeker moeilijk zijn geweest in deze zaak eene beslissing te nemen, en aan te wijzen waar de laatste en voornaamste vaar geul tusschen de gronden van Middelburg en die van de Ambachts- heeren van Sint-Joosland had geloopen en dit laatste diep toch moest als de grens vau wederzijdsche eigendommen worden aan gemerkt. 2) 1) Als voren. 8tukken betreffende den Stinckaert enz. 2) Van oudsher bestoud in Zeeland het recht, dat de eigenaar van een opwas ook het recht had op de aanwassen. Het midden van het laatste diep tusschen twee aanwassen was de grens der wederzijdsche eigendommen.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1931 | | pagina 144