83 Door beide partijen waren voor het Hof wel verklaringen over gelegd van „oude varende luyden," betreffende den loop der vaargeulen tusschen Welsinge en Arnemuiden op het eind der 16e en in het begin der 17e eeuw; of van stellenaars, welke op de Hooge Stelle van Sint-Joosland omstreeks dien tijd hadden gewoond, en inet hunne schapen de opkomende schorren in de omgeving van Sint-Joosland hadden beweid; maar deze verkla ringen waren zoozeer met elkander in strijd, dat ook daaruit niet veel met zekerheid was op te maken. De belangrijkste dezer verklaringen laten wij hier verkort volgen. Ten eerste eene verklaring voor Burgemeesters en Schepenen van Middelburg in dato den 19en Juli 1631 door Job Blaes, oud 61 jaren, Carel Yerstrate, oud 64 jaren, Dirk Cornelissen, oud 78 jaren en Lambrecht Paulussen, oud 69 jaren, varende luijden, en Jacob Cornelissen, stelleman oud 42 jaren, die verklaren „dat zij van hunne jonge jaren af hebben gezien en goede memorie hebben, dat de sloe of kreek, loopende nevens Sint-Joosland, uitvallende over Welsinge en strekkende tot op de plate, liggende in 't Slaek, die Dantsich werd genaamd, zoo diep en groot was, dat ver schillende schepen daardoor voeren naar den Lemmer. En zoo wanneer de schepen wilden loopen naar Arnemuiden, liepen zij uit de voorschreven sloe of kreek, die ligt tusschen den Wolsack en den Stinckaert, welke sloe genaamd wordt 't gat van den Stinckaert, en verklaren, dat de voorschreven sloe, die nevens Sint-Jooslandt loopt, op een laag water wel zes voeten diep placht te wezen," enz. t) Zie hierover o.a. Oude nog bestaande zakelijke rechten, door J. C. de Meyere, hoofdstuk II, Recht van aanwas, blz. 113. Burgerlijk Wetboek, Artt. 651 en 652. Zie ookLandbouwblad voor Zeeland eu Noord-Brabant van 19 en 26 Januari en 2 Februari 1929. Het ontstaan van polders, enz., door Mr. P. Dieleman. Wandelingen door het eilaud Walcheren door J.abLtrecht Dresselhuis blz. 6. Opwas en Aanwas. I) Reeds hiervoren vermeld, maar volledigheidshalve hier verkort herhaald. Zie over deze en volgende verklaringen Stukken betreffende de bedijking van den Stinckaert en andere, 16031739.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1931 | | pagina 145