84
Den 31en Januari 1633 verklaarden voor Burgemeester en Sche
penen vau Arnemuiden Lambrecht Paulussen, Carel Verstrate,
Job Blaes en Jacob Cornelissen Cole, o.a. „dat de bedijkers van
Sint-Joosiand over liet Crancktye hadden heen gedijkt en een
gedeelte van den aanwas van den Stinckaert in hunne dijkagie
gesloten."
En den 20en April 1633 verklaarden diezelfde personen, „dat
de plate recht zuid-oost over de ineulen van Arnemuiden is ge-
naemd van oudsher de Wolsack, gelegen annex den Stinckaert,
en dat de aanwas der voorschreven Wolplate altijd heeft aan
gewassen zuid-oostwaarts tot aan het diep, genaemd Crancktye,
't welk nu is ingedijkt aan Sint-Joosland, en de plate, van oudsher
genaamd Danswijck, heeft gelegen benoorden het oude Slaeck," enz.
Vervolgens verklaarden diezelfde lieden den lOen Augustus
1633 voor Schepenen van Arnemuiden, „alsdat het diep, genaamd
Crancktye, geloopen heeft buiten den dijk en gorsinge van Sint-
Joosland en de kreke, liggende binnen Sint-Joosland in den noord
oosthoek, genaamd heeft geweest Maaijcke Coys kreek, en dat de
voorschreven deposanten niet weten, dat de voorschreven kreek
ooit is bevaren of een diep is geweest", en verder: „dat het Beslickte
gat heeft geweest het diepste, oudste en principaelste gat, daar
de schepen van Arnemuiden naar Welsinge en van Welsinge naar
Arnemuiden toeliepen, welk voorschreven diep heeft gestrekt van
Welsinge af komende naar Arnemuiden, oost ten noorden, voorts
naar den Wolsack toe, tot voorbij den voorschreven Wolsack,"
enz.
Deze verklaring is, wat het eerste gedeelte betreft in strijd met
de beide voorgaande, want daarin verklaarden dezelfde personen,
dat het Crancktye in Sint-Joosland was binnengedijkt, en thans
dat het nog buitendijks lag. Wat ze in de beide eerste verklaringen
het Cranckt\re noemden, heette in de laatste Maaijcke Coys kreek.
Den llen Augustus 1633 verklaarden dezelfde personen Lambrecht
Paulussen, Carel Verstrate en Job Blaas voor Schepenen van
Arnemuiden, „dat het Slickgat, door den landmeter A. Smallegange