86
Den 2en Januari 1635 verklaarden op verzoek van A. Sraalle-
gange voor de Ambachtsheeren van Sint-Joosland voor Burge
meesters en Schepenen van Goes, Lenaert Govertsen, oud 76 jaren,
en Cornells Leijnse, oud 80 jaren, schippers van ter Goes: „dat
de aanwas, liggende voor Arnemuiden eerst is beginnen op te
wassen aan de zijde van Sint-Joosland, en alzoo allenskens zich
verbreidt heeft naar het diep voor Arnemuiden, en dat de zijde
van Sint-Joosland altijd vlak was afloopende en ter contrarie de
zijde van den ATolzack altijd steil is geweest, dat de plaat de
Wolsack uit het diep is opgewassen, en zich was strekkende zuid
west van het Antwerpsche hoofd", enz.
Den 4en Januari 1635 verklaarden op verzoek van de Am
bachtsheeren van Sint-Joosland, Adriaan Cornells Swane Job
Imansen en Leendert Imansen„hoe dat de aanwas, liggende voor
Arnemuiden, eerst is beginnen op te wassen van de zijde van
Sint-Joosland, en zoo allenskens zich verbreid heeft naar het
diep voor Arnemuiden dat de zijde van Sint-Joosland meest altijd
vlak was afloopende en de zijde van den Wolsack meest altijd
steil is geweest, dat de plate de ATolsack uit het diep is opge
wassen en zich was strekkende zuid west van 't Antwerpsche hoofd;"
verder verklaarden zij „dat Maaycken Coys kreeke, liggende in
't gors van Sint-Joosland, nooit hunnes wetens of geheugenis is
geweest een doorvaart, maar dat het principaalste en voornaamste
diep altijd geloopen heeft tusschen Sint-Joosland en den voor
schreven ATolsack, daar men met schepen van één, twee of drie
honderd lasten heeft bekwamelijk kunnen doorvaren. Eindelijk dat
alle 't slik of aanwas daar gelegen heeft aan de zuid-oostzijde van
den Wolsack over 't voorschreven diep altijd in 't geheel en in
deelen is genaamd geweest en gehouden voor Sint-Joosland",
enz.
Den lOen October 1636 verklaarden voor Burgemeesters en
Schepenen van Middelburg Lambrecht Pauwelsen, oud 74 jaren,
Carel A^erstrate, 69 jaren, Job Blaas, 66 jaren, Jacob Cornelissen,
47 jaren: „dat tusschen de aanwassen van den Stinckaert, strek-