106 lijkheid en mannen van Zeeland daarvan gemaakt, dat inhoud en verklaart. En dat hij voorts van de voorschreven tienden jaarlijks gehouden wordt te betalen aan de voorschreven Grafelijkheid of haren rentmeester, in der tijd wezende, al zulken petitierecht als daartoe staat en schuldig is te volgen, met recht tot alzulken dage en verbeurte als men pentiepacht van gelijke tienden schuldig en gecostumeerd is te betalen. Behoudelijk dat dezen tegenwoordigen brief zal geleverd worden in de rekenkamer van Zeeland om aldaar aangeteekend en geregistreerd te worden naar behooren. Alle zonder fraude, erg of list. In kennisse der waarheid zoo is deze bij den Rentmeester-Generaal van de Grafelijke domeinen van Zeeland Bewesterschelde Johan van Reijgersberg geteekend.En hebben wij Gecommitteerde Raden den zegel ter zaken van de Staten 's Lands en der Grafelijkheid van Zeeland hieraan doen hangen op den len October 1631. En was onderteekend: J. Reijgersberg. Op de plooie stond Ter relatie van den Rentmeester-Generaal van de Domeinen van Zeeland llewesterschelde, en ter ordonnantie van den Rade voornoemd, en onderteekendC. Stavenisse, was voorts bezegeld met eenen uithangenden zegel in rooden wasse. Geregistreerd alhier ter kamer den vijfden Juli 1632, wezende geparapheert Jan Heindricx, Onderteekend J. Coorne." Hoogstwaarschijnlijk zijn reeds spoedig na de indijking door de grootste grondbezitters in den polder een achttal boerenhofsteden gebouwd, welke thans nog alle op één na bestaan, n.l.Op kavel no. 2 van het hoofdland door den heer ïranpois de la Thorre, Heer van Valkenisse, de hofstede „de Eendracht"; op kavel no. 6 van het hoofdland door den heer Jacob Baarland, Heer van Dirksland, de hofstede „Broederlust"; op kavel no. 7 van het hoofdland, door den heer Jeremias van Tuijl van Seroos- kerke, Heer van Tienhoven en Brnëlis, de hofstede „Het Stroodorp", omstreeks 1845 afgebroken; op kavel 12 van het hoofdland door den heer Gillis van Watervliet, de hofstede „Reigersberg"; op kavel no. 1 van het volgerland door den heer David van der

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1931 | | pagina 168