120 Hij gaf uit liet tweede deel van liet werk van zijn stiefschoon- vader Henric de Frein „Honderd zeventig oefeningen behelzende der Christenen Godgeleerdheid na de Leiding van den Heidel- bergschen cathechismus" met eene voorrede, behelzende het leven van den zaligen schrijver, verschenen in 1753 te Middelburg in 4°. 6. Pieter Loens, rechtsgeleerde, heeft uitgegeven terwijl hij raadsheer was in den Raad en het Leenhof van Vlaanderen, „Kort begrip van den staat en het onderseheijd der personen mitsgaders het recht daaruijt voorkomende verklaart en uijtge- bragt volgens de Roomsche en hedendaagsche rechten" bij J. van Deijster te Leiden 1726 in 8°. Dit werkje wordt dikwijls met lof door Mr. Pieter van der Schelling aangehaald in zijne aanteekeningen op den laatsten druk van E. van Zurck's Codex Batavus. 7. Johan de Mauregnault, geboren den derden November 1704 te Veere als zoon van Mr. Johan Pieter, Raad en Pensio naris van Veere en Cornelia Adriana de Buvry. Hij was Meester in de rechten en schreef „Dissertatio de Elagellationibus, sive cruciatibus, qui capitalibus suppliciis apud veteros graecos prae- mitti solebant eorumque origine etc.", uitgegeven te Utrecht in 1745. 8. Pieter Morlyon, Middelburger, zoon van een wagenmaker heeft op eigen kosten eenige gedichten doen drukken. 9. Petrus Johannes Pedecoeur, Middelburger en zoon van Mr. Pieter, Griffier van het komptoir van llegistrature te Mid delburg. Hij werd in 1726 proponent onder de classis van Wal cheren en in 1729 beroepen tot predikant te Oosterland in Duiveland. Hij heeft uitgegeven „Korte Verklaring van de Leere der Waarheijd na de Godzaligheijd, volgens de gronden van het kort begrip der Heydelbergsche Catechismus enz." te Middelburg bij den schrijver 1735 in 8o. In 1742 werd hij van Oosterland beroepen naar Wissekerke op Noord-Beveland en stierf na eene „uitterende" ziekte den 21sten Juni 1748. 10. Steven Poelmans uit Goes. Schreef „Twee wiskonstige de monstration over de mogelijkheid en onmogelijkheid om het zoovele

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1931 | | pagina 186