3*
één te blijken in den Geest. De leer van den geest als negatie der
eerste negatie, als het ontwikkelde positieve dus, besluit den kring
der philosophische wetenschappen.
Wat is nu het belang van redelijk denken, zooals Hegel het
ons voordoet? Dat het orde schept en vrede brengt. Het leven,
het natuurlijke leven reeds, is onbewuste redelijkheid, n.l. als
vorinbestendiging in stofwisseling. Maar het denken blijft veelal
verstandelijk, uiteendenkend, scheidend. Het ware is het volledige,
doch men staart zich blind op eindige afgetrokkenheden. Werke
lijkheid is eenheid van wezen en verschijnsel, van het inwendige
en het uitwendige, maar men blijft steken in een dualisme, dat
de beide zijden niet tot eenheid laat of ziet komen. Vandaar on
noemelijk veel wanbegrip en eenzijdigheid, met alle leed en ellende,
die daaruit voortvloeien. Men beseft niet, dat men als het erop
aankomt afstand heeft te doen van eigen meening en behoort
te onderzoeken wat in de zaak zelve schuilt. Tegenstellingen worden
niet doorzien als vooronderstellingen, die de geest blijvend schept
en blijvend opheft om erin en eraan tot zichzelf te komen.
Hegel heeft den weg naar vrijheid en vrede gebaand, Bolland
effende hem voor ons opnieuw. Hunne schuld is het niet, dat
menigeen, die rijp is tot beter begrip, zich nog steeds onwillig
afwendt zoodra er sprake is van philosophie. Toch wil dit woord
niets anders zeggen dan bezinning, bewustwording van de werke
lijkheid. Maar uit den nood der tijden, uit de heerschende