14
opheffen. Vordt soe es voorwaerde, dat alle polres, die binnen seven
jaren besouden geweest hebben, die heerscippen vrij behouden
sullen totter tyd toe zij seven jaeren gedykt geweest hebben,
tenden zeven jaeren, soo sullen zy met ons gelden als de andere
polres, altoos behouden des waere dat zake, dat die voorscreven
polres, die nu zijn ofte nairmaels coomen sullen, inginghen of
bezoudt worden, soe dat een noote daer bij verlooren bleve, soe
souden die voors. polres vry blyven van alle sehote zeven jaren
lanck nadat zy weder bedykt werden. Vordt so sullen sy ons
van dese voors. goed dienen zo wanneer ons volle heervaert gegeven
wordt in Zeelandt met tweendertich mannen gewapendt, hierover
waeren onse getrouwe raden onse lieve Jan van Arckel, heer tot
Hagghesteyn, de heer van der Vere, die domproest van Utrecht,
heer Claes van Borsellen, heer Aelbregtz., heer Moris van Bor-
selle, heer Brustijn van Herwine, ende anders van onsen ltade.
Ende want wy alle dese voorscreven poincten ende voorwaerden ghe-
houden willen hebben, so hebben wy dezen brief besegeit met onsen
zegele gegeven in den Haghe, upten thienden dach int Octobri
indt jaer ons heeren MCCG vive ende tnegentich."
Na 1402 vinden wij Arnemuiderzand nergens meer vermeld.
Misschien is de polder evenals zoovele andere in Zeeland door
een der watervloeden in de 15e eeuw overstroomd, -) maar als een
schor blijven bestaan, want ongeveer eene eeuw later vindt meu
1) Andries Vierlingh, Tractaet van Dyckagie, verklarende woordenlijst blz. 430
„note; opbrengst van het land, oogst."
2) Men deuke b.v. aan den eersten Sint-Eiizabethsvloed van den 19en November
1404, door welken Zeeland volgens S. van Hoek, Beschrijving van den watervloed
van 1808, maar bijzonder Vlaanderen „op de gevoeligste wijze genepen werden",
of aan den tweeden Elizabethsvloed van den 19 November 1421, waardoor volgens
dien schrijver de geh-rele kust van Holland, Friesland en Vlaanderen onbeschrijfelijk
veel heeft geleden. Ook de vloed van 1437 schijnt zeer noodlottig voor Walcheren
te zijn geweest daar men op dat eiland niet minder dan dertig dijkbreuken telde.
Behalve deze kwamen er in den loop der J5e eeuw nog een groot getal andere hooge
vloeden voor. Volgens Reijgersbergh werden er tengevolge van den vloedgang op
27 September 1477 (Cosinus en Damianusvloed) omtrent Welsinge, Rammekens en
Arnemuijen dus in de onmiddellijke omgeving van Arnemuiderzand vele kleine
polders buitengedijkt.