28 dat hunlieder verstand is, dat men hoorde te beginnen van de ebbe en niet van den vloed, overmits het aan den vloed te zeer zanderig is en weinig profijt met delven naar hunlieder verstand gedaan zoude worden, doch zeggen daar beneffens, hoe dieper men zoude willen delven de ebbe beter kracht en meer deugd doen zoude. James Claes, oud 40 jaren, Ysbrant Pans, oud 34 jaren, Pieter Jansen, oud 78 jaren, en Pieter Cornelissen Steensnver, oud 26 jaren of elks daaromtrent, de vorengenoemde vragen verstaan hebbende, zeggende 't gene de voorgaande gedaan hebben, dan voegen daarbij dat het boven, daar 't hoogst is, naar advenant ook diepste zal moeten gedolven worden. Janis Pietersen, oud 30 jaren of daaromtrent, zegt, sustineert desgevraagd alle hetgeen de voorgaande gezeit en gesustineert hebben, daarbij voegende 't gene mede bij diversche voorgaande gezeit is, dat het raadzaamste bijkans noodig zoude wezen, ornme de ebbe door het nieuw te maken gat te profi'ijtelijker te doen loopen, een hoofd te doen leggen van elsenhout op de plate, die men de Piet heet, dewelke de ebbe door 't voorschreven nieuw gat heel krachtig zoude maken, en zal naar hunlieder zeggen dienen hoe eer hoe liever en beter vóór als na 't maken van 't gat gemaakt te worden." De hierboven besproken doordelving van de Lemmerplaat had geen verder gevolg, en het duurde zooals wij in volgende bladzijden zullen zien tot het jaar 1616 alvorens dit plan werd uitgevoerd. Niet alleen was er op het oosteind van Sint-Joosland een stelle, waar de schutterij van Arnemuidem bij strenge vorst over het ijs heenliep, maar ook op het zuideind van het schor werd eene stelle gevonden, in wier nabijheid men op sommige kaarten eene diepe kil, Stellegat. genaamd, vindt geteekend. In de onmiddellijke 1) Inventaris van Kaarten enz., door C. de Waard, no. 572, Caerte ende afteijckeninge, waer de oude Slaecke van Arnemuijden gelegen heeft enz., gedaen bij Pieter Gillissen gesworen lantmeter, naer acnwijsen van verscheijde oude varende luiden, a° 1626. Zei. III. deel I, blz. 776.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1931 | | pagina 90