66 In 1219 hebben zekere mannen van Valkenisse aan de monniken van de abdij Duins zeker terrein van ongeveer 70 gemeten verkocht, dat ligt bij Waarde, het land van voornoemde monniken, en dat zich uitstrekt tot midden in de Scoude. (Quod quidam homines de Valkenissa vendiderunt monachis de Dunis quandam terram Septuaginta circiter mensurarum, que iacet versus Ward, terram predictorum monachorum, et pervenit usque ad medium Scoda) 1 Daar de bezittingen der genoemde abdij te Waarde ten Zuiden van de Hinkele lagen, kan men uit de bewoordingen dier oorkonde niet anders opmaken( dan dat ook ten Zuiden van de Hinkele een Scoude bestond. In een oorkonde van Mei 1264 2) erkennen de heeren van Schoudee 2 gemeten 23 roeden grond in gebruik te hebben gekregen van het klooster Ter Doest. Van dit land wordt gezegd, dat het is gelegen in het uiterste deel van den polder van Hinkeline met de volgende begrenzing in het Oosten de grenspaal, die het einde aangeeft der landerijen van het hof van Crabbendic, welke staat in het midden van de Scoudevliet, waar de Scoudevliet in de Hinkele viel, en de eerstvolgende sloot in het Westen, waar de heining op den dijk staat. contulerunt nobis usum duarum mensurarum et viginti trium virgarum terre iacentis in extrema parte polri de Hinke line ab oriente inter metam terminantem terras curtis de Crabbendic que sita est in medio vliti de Scoude, ubi vlitus de Scoude cecidit in Hinkelina, et proximum fossatum ab occidente, ubi heininghe sita est super dikum). Daar de bezittingen van het klooster Ter Doest te Crabben dic en van de heeren van Schoudee ten Noorden van de Hinkele lagen, wordt hier dus de Noordelijke stroom de Scoude bedoeld. Bovendien kan men uit de oorkonde lezen, dat het bedoelde water de scheiding vormde tusschen het kloostergoed en het ambacht Schoudee. In verband echter met hetgeen wij verderop zullen mededeelen over den Zuidelijken 1) Obreen II. 2) Obreen XXXV.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1932 | | pagina 122