69
begrensd werd door de Hinkele en in het Zuiden door de
Honte, moeten dus de Scoude en de Zekhelinge de Oostgrens
van het bedoelde gebied gevormd hebben.
Nu kan het de vraag zijn, wat met het in de oorkonden
genoemde ,,Ward" bedoeld wordt is het, in engeren zin,
het ambacht Waarde, of omvat het, ruimer genomen, het
grondgebied, dat in 1187 door Hendrik van Scoten aan de
abdij Duins werd geschonken De oorkonde van 1273 geeft
echter een duidelijk antwoord. Er is daar toch sprake van
,,de hofstede en parochie Waerde, gelegen in het gebied van
Rietland („villam de Waerdo et perrochiam, sitam in terri
toria de Rietland").
De Scoude en de Zekhelinge zouden dus de scheiding
gevormd hebben tusschen de ambachten Waarde en Valke-
nisse. In dit geval kan echter de Zuidelijke Scoude onmogelijk
hebben aangesloten aan het Noordelijk uit de Hinkele stroo-
mende water van dien naam, zooals dit laatste door Holle-
stelleBeekman op hun kaarten geteekend wordt. Zooals
wij hiervoor reeds opmerkten, kan men dan ook de vraag
stellen of de Noordelijke Scoude niet meer Westwaarts ge
dacht moet worden, b.v. stroomend door den tegenwoordigen
Oostpolder, die nu nog de Noordelijke uitlooper van de
Piermanskreek laat zien. Gezien echter de schaarsche ge
gevens, waarover wij tot nu toe slechts beschikken, durven
wij op dit punt geen uitsluitsel te geven.
II.
De afdamming der Hinkelinge.
Na de hiervoor vermelde oorkonden van 1204 en 1208
duurt het tot 1263 voor we de Hinkele weer in de tot nu toe
bekende geschiedbronnen ontmoeten. In het laatstgenoemde
jaar begint de zeer belangrijke periode der afdamming van
het Westelijk deel. Vermoedelijk is de Hinkele in het Oosten
reeds vóór 1263 van de Scelt afgesloten geweest, want bij de
afsluiting, welke in dat jaar begon, is het Oostelijkst gelegen