71
De eerste dam.
Voor de wordingsgeschiedenis daarvan staan ons twee
oorkonden ter beschikking, één van 13 Mei 1263 en een uit
dezelfde maand2), vermoedelijk van vóór dien datum.
In het begin van 1263 of mogelijk reeds daarvoor zijn
plannen gemaakt om het nog met de Honte in open ver
binding staande deel der Hinkele stuksgewijze af te dammen.
De naastbetrokkenen daarbij waren eenerzijds de ambachten
Maire, Coveringhe, Valkenisse en Waarde, alle vier ten
Zuiden van de Hinkele gelegen, en anderzijds de abdij
Ter Doest, die haar bezittingen, de uithof Crabbendic, ten
Noorden van het betrokken water had.
Van de eerstgenoemde belanghebbenden is de ligging van
Maire. Valkenisse en Waarde bekend. Doch waar moet
Coveringhe gezocht worden Obreen lost het raadsel te ge
makkelijk op door te verklaren, dat Coveringhe de oude
naam voor Ouwerdinghe is3), echter zonder eenige nadere
opheldering. Wij meenen, dat deze veronderstelling niet aan
nemelijk is, en wel hierom niet.
Ie. de naam Coveringhe komt alleen voor in drie oor
konden, respectievelijk van Mei 1263, 13 Mei 1263 en
15 Maart 1264 4In geen enkel stuk van vóór of na
dien tijd wordt de naam genoemd. De naam Ouwerdinghe
verschijnt, voor zoover ons bekend, het eerst in 1330 5In
den tijd van 1264 tot 1330 zou dan „Coveringhe" moeten zijn
vervormd tot „Ouwerdinghe". Zonder nader bewijs voor de
mogelijkheid daarvan lijkt ons deze onderstelling te gewaagd.
2e. Indien werkelijk Ouwerdinghe bedoeld zou zijn, dan
moet daaruit de gevolgtrekking worden gemaakt, dat de Hin
kele in 1263 nog vrijwel geheel in open verbinding met de zee
stond, zoowel met de Honte als met de Scelt, want Ouwer
dinghe lag dicht aan de oude uitmonding in het laatste water.
1) Obreen XXXIV.
2) Obreen XXXII.
3) Tijdschr. v. Rechtsgesch., Dl. XI, afl. I, p. 57, noot 3.
4) Obreen XXXII, XXXIV, XIV.
5) Hamaker, Reken. Zeel., I, p. 242.