72
En bij een afdamming van een stuk tot Ouwerdinghe zouden
toch zeker alle tegenover en tusschengelegen ambachten, dus
Everswart en Rilland, mede betrokken zijn geweest. Van
beide laatstgenoemde is echter in geen enkel stuk, op de
afdamming betrekking hebbende, sprake.
3e. In alle drie de oorkonden worden de betrokken am
bachten steeds in dezelfde volgorde genoemd, n.l. Maire,
Coveringhe, Valkenisse, Waarde, wat den sterken indruk
wekt, dat men begint bij het Oostelijkst gelegen ambacht.
Coveringhe zou dus moeten worden gezocht tusschen Maire
en Valkenisse. In twee oorkonden wordt de opsomming aldus
gegeven Mere en Coveringhe, Valkenisse en Waarde, waar
uit men zou kunnen lezen, dat Mere even nauw met Cove
ringhe verbonden was als Valkenisse met Waarde.
Ons lijkt de meest waarschijnlijke veronderstelling, dat
Coveringhe voor korten tijd een zelfstandig ambacht is ge
weest, gelegen ten Westen van het ambacht Maire, doch
dat kort na 1264 is samengesmolten met Maire of Valkenisse.
Opmerkenswaard is nog, dat te Waarde en Krabbendijke
de naam „van Koeveringe" van ouds als familienaam voor
komt.
Beide genoemde partijen kozen elk twee scheidsrechters
voor geval er geschilpunten mochten rijzen, terwijl deze vier
gezamenlijk een vijfde lid moesten aanwijzen. Door de am
bachten werden benoemd Bigghe van Coudewerve en Hughe
Clayssone van den Wale, door de abdij Jo Henrijc Hen-
rijcssone van den Wale en broeder Jan, couvers van der Does,
meester van der Groede (Groda bij Hulstterwijl tot hoofd
van dit scheidsgerecht werd aangewezen Godevaert van Cru-
ninghe „ruddere".
Van dit vijftal is de oorkonde van begin Mei 1263, waarin
uitvoerig de voorwaarden voor de afdamming worden
opgesomd.
Allereerst worden met name genoemd de ambachtsgerech
tigden van Maire, Coveringhe, Valkenisse en Waarde, n.l.
„Willeme Bartoen ende zine broedre ende haer deelnemers