73
ende arfnamen, Hughe Kempen, Janne, zinen zone^ Witte
ende Arnoude, zinen broeder, ende tseer Willems kindre van
Staple ende hare deelnemers ende arfnamen, Diederike tser
Dankards sone ende zinen broedre, Pieter van der Vlake,
tser Jans wedewe van den Waerde ende hare kindere ende
alle der vorseider deelnemers ende arfnamen" 1).
Eenige regels verder worden ook nog vermeld Janne,
Pieter, Gillise van Scoudee ende tseer Hughen kindre van
Scoudee", en dat wel hierom, daar deze edelen meenden (op
welke gronden is oribekend) de voorgenomen afdamming te
kunnen verhinderen. Nadat evenwel de voogden van Floris V,
te weten Hendrik, bisschop van Luik, en Otto, graaf van
Gelre, en eveneens Hendrik, heer van Breda, hun sanctie aan
het voorgenomen werk hadden verleend, deden 13 Mei 1263
de tegenstribbelaars afstand van hun vermeende rechten.
Mogelijk zijn ze bezweken voor het dreigement van den heer
van Breda in een oorkonde van 10 Mei 1263 ,,Waer dat sake
dat yement ware. die dese voerseijde dikaghe wilde beletten,
dien sullen wi dwinghe dat hie se houde". Behalve, dat de
voornoemde Pieter en Gillis van Scoudee nog even worden
genoemd bij het maken van den tweeden dam in 1269,
ontmoeten we deze edelen verder niet meer bij de afdammings
geschiedenis.
De onderneming zou worden gefinancierd door de abdij
Ter Doest waarvoor deze de volgende bepalingen bedong
le. De abdij mag een watergang met een weg daaraan
laten graven zoowel door Valkenisse als door Waarde, vanaf
de Hinkele tot de Honte, met het recht om sluizen te mogen
maken aan beide genoemde stroomen. In Valkenisse zal de
abdij alleen bijdragen in de kosten van het delfwerk en van
de te maken sluizen. Het ambacht Waarde zal 30 schellingen
„inghels" per gemet betalen, wil het den eigendom over weg
en watergang behouden.
1Voor de juiste beteekenis van dit woord, waarbij niet gedacht moet
worden aan ons tegenwoordige ..erfgenamen", zij verwezen naar Beekman,
Het Dijk- en Waterschapsrecht in Nederland vóór 1795, Dl. I. p. 597 e.v.