77
van Mei 1269 l) en uit een door Obreen gegeven excerpt
van een oorkonde van 12 Februari 1269 2
Volledigheidshalve laten wij de voornaamste bepalingen uit
beide oorkonden hier volgen
le. Waarde en Valkenisse zullen de dijken langs de
Honte en de Hinkele met uitzondering van den te maken dam,
overal voldoende herstellen.
2e. Voor elke 5 gemeten zal 1 man te werk worden
gesteld mocht dit niet voldoende zijn, dan zal het uitvoerend
college meer werklieden mogen aanstellen.
3e. Waarde en Valkenisse zullen den dijk herstellen, die
in de toekomst ,,de middeldich" zal zijn tusschen den toe-
komstigen dam en den reeds gelegden. Het ,,bedrief" over
dezen dijk zal behooren aan de abdij en de heeren van
Cruninghe.
4e. Beide ambachten zullen ook de beide polders, zoowel
den Oostelijken als den Westelijken, maar vooral den laatsten,
zoo omdijken, dat er lastdieren op gedreven kunnen worden.
5e. In den Westelijken polder mag grond worden gehaald
voor den te maken dam.
6e. De abdij zal in beide polders vee mogen weiden,
zonder daarin te worden verhinderd.
7e. De abdij mag een „scipleet" laten graven en een weg
van 7 roeden breed daarlangs aanleggen door het ambacht
van Waarde en zal daarvan het volle eigendoms- en visch-
recht bezitten.
8e. De abdij mag sluizen maken aan de Hincline en aan
de Honte en in de laatste ook een haven aanleggen. Ook
daar zal zij het vischrecht bezitten.
Enkele dezer bepalingen willen wij aan een nadere be
schouwing onderwerpen, omdat zij aanwijzingen bevatten voor
den topographischen toestand van Waarde op het laatst der
13e eeuw.
1) Obreen XVIII.
2) Tijdschr. voor Rechtsgesch., Dl. XI, afl. I.