88
Dat komt dus neer op 243 gem. 107 r. In 1331 wordt
deze laatste grootte ook opgegeven
„Item van den cense van den nyewen poire van Hinkelin,
die groot es 300 m. ende 30 m. 121 r."
De rekening van 1340 2geeft echter:
..Item van den cense van den niewen poire in Hinkelin,
die groot es 300 m. ende 30 m. 121 r."
Men kan hieruit opmaken, dat in den loop van 10 jaar
een vermeerdering aan goeden grond van 87 gem. valt te
boeken. Er zullen echter in dien tijd van minder goede af
watering en vlak na de inpoldering nog verscheidene, gemeten
voor cultuur ongeschikt zijn geweest, zoodat de totale opper
vlakte belangrijk grooter moet worden geraamd. De grootte
van den tegenwoordigen Oost-Inkelschen polder is 303 gem.,
waaruit kan worden geconcludeerd dat een aanzienlijk stuk
gronds verloren moet zijn gegaan, wat ook nader valt aan
te toonen uit de gegevens op enkele kaarten uit de 16e en
17e eeuw, waarvan wij hier een drietal nader willen noemen.
Ie. een kaart van 1532 3met het opschrift:
Zeelandia pars inundata anno 1532.
2e. een kaart van 1595 4
3e. een kaart van 1632 5), geteekend door Arlebout.
De eerste kaart, die van 1532, is zoo sterk misteekend,
dat er weinig staat op valt te maken. Toch blijkt er uit, dat
de Oost-Inkelsche polder toentertijd door een dijk in tweeën
was verdeeld. In het Zuidelijkste deel, dat nu verdwenen is,
staat een kerk geteekend en de naam „Den Polder".
De kaart van 1595 is vrij nauwkeurig. Ook deze geeft
dezelfde verdeeling in tweeën. Het Noordelijke deel. de tegen
woordige polder, draagt den naam „Den Oost Polder", het
Zuidelijke stuk heet „Onse Vrouwe Polder" weder met aan
duiding van de kerk.
1Hamaker, Dl. I, p. 439.
2) Hamaker. Dl. II, p. 181.
3) Invent. Kaarten Rijks-Arch. Zeel., no. 660.
4) Inv. no. 643.
5) Inv. no. 644.