96 werkte door, maar zonder veel animo. En zoo ging het ook met de andere geleerde genootschappen in het land. Om wat meer samenhang in de pogingen te brengen, richtte de Agent der nationale opvoeding Van der Palm in het voorjaar van 1799 het verzoek tot het bestuur om eene geregelde correspondentie met hem te openen over den toestand van het genootschap en de middelen, die men zou meenen dienstig te zijn tot bevordering van den bloei der wetenschappen in het land. Het Perpetueel Comité, dit is de vergadering van directeuren en leden, keurt den 26 Juni het ontworpen antwoord goed. „Slaag naar wensch in alle Uwe pogingen", roept de secre taris Drijfhout den Agent in dit antwoord toe. „en de zoo zeer verwaarloosde opvoedinge in onze dagen zal hersteld, de diep verdorvene zeden verbeterd, der Nederlanderen eer lijkheid, trouwe en naarstigheid herleven, en de kwijnende lust tot nuttige kunsten en wetenschappen opgewekt en aan gevuurd worden. Dat wegens de veranderde orde van zaken een groot aantal directeuren, eenige weinige uitgezonderd, aan het vorig Gouvernement toegedaan, in die qualiteit bedankt hebben zal UEd. in 't geheel niet bevreemden, terwijl verscheidene door het bezwaar onzer tijden, wegens de telkens op eikanderen volgende belastingen, zich hiertoe genoodzaakt vinden. Neemt men hierbij in aanmerkinge, dat de meesten van de eerste medeoprichters van het Genootschap reeds ons door den dood ontrukt zijn daar in de tegen woordige omstandigheden van ons vaderland maar weinigen te bewegen zijn het Directeurschap aan te nemen, en ver scheidene, die het op zich genomen hadden, na de Revolutie het, met de ontzettinge van hunne posten, al spoedig weder hebben nedergelegd, zoo begrijpt UEd. van zelve, dat de directie niet alleen verslapt, maar de source van des Genoot- schaps bestaan zoo vermindert, dat de instandhouding van 't zelve eerlang zeer bezwaarlijk zal worden. En wat betreft de leden, hieromtrent ontbreekt het niet aan het getal, zoo binnen als buiten het vaderland, maar wel aan derzelver

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1932 | | pagina 152