XI
H.M. zijn geschonken aan alle tiendschatters, hoofdtiend-
schatters en tiendkervers in dienst van het Kroon-Domein,
alsmede aan enkele rentmeesters en andere ambtenaren. Het
onderhavige exemplaar heeft behoord aan den heer Meeuwis
de Koeijer Jansz. vóór eenige jaren te Yerseke overleden.
Het was diens verlangen, dat de penning na zijn overlijden,
door bemiddeling van den heer G. D. van Oosten aan het
Zeeuwsch Genootschap werd afgestaan. Meeuwis de Koeijer
heeft als tiendopnemer en als bekwaam kenner der Veld- en
Tiendhoeken belangrijke diensten aan ons Land bewezen.
Een tweede exemplaar van dezen penning is aan Daniël de
Rouw, landbouwer te Goes vereerd. Het stuk is thans in bezit
van diens zoon Marinus.
Onder de door den heer G. D. van Oosten te Yerseke
geschonken munten, komt een zoogenaamd loodje voor, dat,
uitstekend bewaard, te Kapelle op Zuid-Beveland is gevonden.
Beide zijden hebben een getal in gotisch schrift, dat wel het
aantal stuivers zal hebben aangeduid, waarvoor het kon wor
den ingewisseld. De voorzijde heeft boven de cijfers een halve
maan, terwijl onderaan een ster of zon voorkomt. Dit wijst
op een kerkelijk doel. Volgens Dr. Friedensburg ,,Die Sym-
bolik der Mittelaltermünzen" I, blz. 33, zijn zon en maan
de symbolen van „Glanz und Ewigkeit" zie Psalm 89,
vers 37, 38 bijgevolg de godheid in het algemeen, maar
doelen tevens op de Maagd Maria, op wie de woorden van
Hooglied VI, 10 1) toepasselijk zijn. Staat echter de zon
naast de maan dan duiden ze, volgens Dr. Friedensburg,
o.a. Jezus en Johannes, Maria en Magdalena aan. Wij weten
nu door een en ander, dat het een kerkelijk loodje is geweest.
Loodjes werden bij den R.K eeredienst als controlemiddel
veelvuldig gebruikt.
Daar het te Kapelle is gevonden, mogen wij het met
zekerheid toeschrijven aan de kerk aldaar, die aan de H.
Maagd was gewijd en die er een altaar had, J.ab Utrecht
1) De spreuk „Pulchra ut luna, electa ut sol", komt nog voor op
een taler van het jaar 1681.