101 zegt de voorzitter, konden wij ons niet voorstellen de kwijning en het verval, waarin deze maatschappij niet lang geleden verzonken is. De dood heeft de meeste oprichters van het genootschap, ook den verdienstelijken eersten pre sident, Mr. Winckelman, weggenomen, velen zijn wegge trokken, velen hebben bedankt, de dagen van de instelling schenen in het jaar 1800 geteld. Doch dan wordt herinnerd aan het protest der directeuren, buiten Vlissingen woonachtig, tegen de ontbinding en de verhuizing naar Middelburg, waartoe in het begin van 1801 werd besloten. Vlissingen, dat vreemden Franschen invloed op zijn grond moet dulden, is dan nu verlaten, een nieuw en geschikt onderkomen werd gevonden, er is dus alle reden om weder met moed aan den arbeid te gaan Aan het eind van de toespraak, waarmede de voorzitter de Algemeene Vergadering van den 4 November 1801, ge houden te Vlissingen, opende, zeide de Heer Lambrechtsen „Indien ik mij niet bedrieg, Mijne Heeren, zijn de uitzigten onzer maatschappij en van alle geleerde genootschappen gunstiger dan bij gelegenheid onzer twee voorgaande bijeen komsten in 1794 en 1797. De zon des vredes lagt ons aan. De onafhangelijkheid van ons vaderland is bewaard gebleven en meest alle onze coloniën staan in onzen boezem weder te keeren." Den 27 Maart teekende Schimmelpenninck als vertegenwoordiger van de Bataafsche Republiek het vredesverdrag van Amiens en onmiddellijk leefden handel en industrie op. De toespraak van den voorzitter ter Alge meene Vergadering van 17 Nov. bevat geene enkele klacht. Maar de vreugde was van korten duur. Spoedig begonnen, weder de wrijvingen tusschen Frankrijk en Engeland en als gevolg daarvan bezetten Fransche troepen van Vlissingen uit in April 1803 Middelburg en geheel Walcheren. Onzijdigheid van de Republiek werd door Bonaparte niet geduld. Hoeveel onzekerheid er bestond ten opzichte van het voortbestaan van het Genootschap, blijkt o.a. hieruit, dat de weduwe van Mr. Izaak Winckelman tegen het einde van 1802 het geschilderde portret van haar echtgenoot schonk,

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1932 | | pagina 161