105
leed men het verlies van o.a. de leden de professoren Adriaan
Kluit en Johan Luzac, die bij de buskruitramp te Leiden om
het leven kwamen.
De Algemeene Vergadering van 1808 werd wegens ziekte
van den voorzitter uitgesteld tot den 10 Maart 1809. De toen
gehouden rede constateert, dat men weder in stilte en rust
bijeen is, terwijl de oorlog alom woedt of dreigt en andere
landen door de vreeselijkste overstroomingen worden ge
teisterd. De Betuwe was geheel ondergeloopen. Er is geen
enkel antwoord op de nog loopende prijsvragen ingekomen
„het zal den letterminnaren", zegt de voorzitter, „in dezen
kommervollen tijd aan lust ontbroken hebben om zich aan
dit louter beschouwend onderzoek over te geven". Hij blijft
op kalmer tijden hopen. Voorloopig echter zou die hoop
ijdel zijn.
Wel ontwikkelde zich de verhouding tot den Koning op
aangename wijze. In het begin van Maart 1809 begonnen
geruchten te loopen, dat Z.M. een bezoek aan Middelburg
zou brengen en zoowel het Perpetueel Comité als de ver
gadering van directeuren waren het er over eens, dat bij die
gelegenheid het Genootschap zijn beschermheer behoorde te
complimenteeren. Men besloot, dat de president met twee
directeuren en de secretarissen (de heer De Kanter was
intusschen den heer Van Royen opgevolgd) op audiëntie
zouden gaan en betuigen hoezeer het Genootschap een
bezoek van den Koning aan het Museum op prijs zou stellen.
Kwam Z.M., dan zouden directeuren en leden zooveel moge
lijk zorgen aanwezig te zijn.
Koning Lodewijk bezocht inderdaad den 15 Mei het
museum omstreeks den middag en onderhield zich daar met
de heeren van het Genootschap, het Natuurkundig gezel
schap en de Teekenacademie, die alle in het gebouw geves
tigd waren. Op verlangen van den Koning werd tegen 8 uur
's avonds eene vergadering belegd, waar Z.M. eenige natuur
kundige proeven wenschte te zien verrichten. Uit handen van
's Konings thesaurier, den heer Smissaert, ontving de presi
dent 6000,aan schatkistbiljetten, met verzoek een ge-