110 werd gevraagd een werktuig om brood te kneden, eene betere bewerking van het opleggen van goud en zilver op koper, middelen om wollen stoffen tegen de mot te beveiligen. Men maakte bonne mine au mauvais jeu, maar na het herstel onzer onafhankelijkheid kwam de gewekte ergernis tot uiting. Den 27 November vond weder eene Algemeene Vergade ring plaats. In 1810 was er geene gehouden drie belangrijke rapporten waren niet tijdig gereed geweest „door den slommer der zaken, waarin de heeren adviseurs betrokken waren". De toestand van het Genootschap was sedert April 1809 zeker niet verbeterd talrijke directeuren waren overleden of hadden bedankt, de drukpers had langen tijd stilgestaan en de vooruitzichten werden zoo ongunstig genoemd als ooit. In zijne jaarrede op den 8 Januari 1812 roept de voorzitter uit „Vrede zij over het Keizerrijk, waarvan ons land een gedeelte uitmaakt Daartoe zegene de Alregeerder het be stuur van Zijne Majesteit den Keizer Het heil van zoo veele millioenen onderdanen, die allen streven naar rust en geluk, zij en blijve zijne hoogste bedoeling 1" De toegefelijkheid van directeuren en leden wordt ingeroepen „door allerlei je amptszorgen geslingerd en afgemat, doe ik 't geen ik kan, 't geen mijne krachten toelaten". In dit jaar valt ook de schenking door de eigenaren van de lijnbaan Concordia te Vlissingen van het wiel. waaraan De Ruijter indertijd had gedraaid. De buitengewone Alge meene Vergadering van 12 October 1812 verklaarde dit vaderlandsch gedenkteeken met het hoogste genoegen te ontvangen en te begeeren, dat het onder alle 's Genootschaps zeldzaamheden als het precieuste zal worden aangemerkt en bewaard. De heer A. van Deinse reciteerde bij deze gelegen heid een gedicht op het „nedrig Wiel". Hoe sterk moet een dergelijk symbool de harten in die benarde dagen hebben aangedaan Toch moest men zeer voorzichtig zijn de Fransche politie was uiterst actief, vooral in de nadagen van het Keizerrijk. In de bijeenkomst van het Perpetueel Comité op den 1 De cember 1813 wordt met geen woord gerept over de omwen-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1932 | | pagina 170