5 dergelijke lieden steeds het woord „monsieur'1 gebruikte. Uit de „opleesrol" wordt men omtrent het onderscheid dezer woorden niet veel wijzer. „Monsieur" was toen een zeer goede betiteling. Daar de 35 laatste personen op twee na, allen „sinjeur" worden ge noemd, meen ik te mogen aannemen, dat deze voor het meerendeel uit gildebroeders bestonden, wier overdeken Joos Duvelaer een tijdlang is geweest1). Het woord „monsieur" komt 31 maal in de Rol voor en ziet, voor zoover ik kan oordeelen, veelal op jongelieden van deftige afkomst. Zoo worden de drie zonen van Ds. Abraham Duvelaer, predikant te Oostkapelle in 1667, respectievelijk 19, 18 en even 15 jaar oud, met „monsieur" betiteld en dit is mede het geval met de kleinzonen van muntmeester Balthazar van de Voorde. Buitengewoon belangrijk en oneindig haast in afwisseling zijn oudtijds de ceremoniën bij begrafenissen geweest2). De overheid moest zelfs door middel van allerlei keuren en ordonnantiën paal en perk stellen aan de overdadig tentoon gestelde luxe bij die gelegenheden. Jacoba Duvelaer's lijkkist zal, daar zij de dochter was van een voornaam ingezetene, wel op een baar zijn geplaatst geweest, door de dragers op de schouders gedragen. Zij zal mogelijk in een fijn laken, dat over het lijk werd vastgenaaid, zijn gekist. Dat vastnaaien met één draad en één naald, zonder knoopen er in, stond, zegt Dr. Renée Hirsch, in 1) Wijnheeren en kuipers in 1660; overman van de boden 1662; apothekers en kruideniers 1663zandschuitluidengilde 1665 en lijn- draaiersgilde in 1669. Zie Proeve van onderzoek naar de geschiedenis van een viertal schilderijen hangende ten raadhuize te Middelburg, door N. B. S. (Bal Snijders), Oct. 1860; in: Zeeuwsch Jaarboekje en Middel- burgsche Naamwijzer van 1863, Toevoegsel, p. 7. 2) Wie hierover en over de beteekenis der plechtigheden iets wil lezen, zieDoodenritueel in de Nederlanden vóór 1700, Academisch proefschrift van Renée Johanna Hirsch (Amsterdam, 1921, A. H. Kruyt), p. 1 en vlg. Bij het ineenzetten en schiften der vele gegevens, die mij in deze ter beschikking stonden, heb ik de zeer gewaardeerde hulp gehad van mevrouw Renée PolakHirsch te 's-Gravenhage, wie ik hier nogmaals daarvoor mijn hartelijken dank betuig.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1932 | | pagina 55