13 zijn geweest. De gilden, vervolgt de schrijfster, wilden natuurlijk hun mooie dekkleeden niet verliezen. Maar daar mede wist men ook al raad. Over de gildepel ging dan een tweede, die men van de kerk huurde, of wel men betaalde een som voor schadevergoeding. De invoering der Kerk hervorming maakte een nieuw ambacht noodzakelijk, n.l. dat van verhurders van rouwkleeden, pellen, hoeden, enz. Het is begrijpelijk, dat ook in Middelburg een dergelijke nering ontstond en deze heeft tot in de 19e eeuw standgehouden. Men kon de benoodigde kleeren in verschillende prijzen bekomen1). Vooral de slap afhangende hoeden, waarvan oudtijds een lamfer of rouwband tot op het midden van den rug afhing, strekten den verhuurders tot een zeer voordeelige broodwinning. Van' mijn vader, die zeer goed thuis was in de oude gewoonten zijner geboortestad, vernam ik, dat men bij begrafenissen zeer veel kosten maakte. De lijkdienaar kreeg, wanneer het gegoeden gold, behalve een geldstuk in een papiertje2), nog een paar handschoenen en een luifel ten geschenke. Een hoedemaker uit den ouden tijd, die de 1Zie de Resolutiën en Ordonnantiën van het Lijkdienaarsgilde binnen Middelburg in Zeeland, waar op blz. 359 de tarieven der mantel verhuurders getaxeerd staan. Hun gildeboek is in 1770 door Hendrik Tas geschreven. De ordonnanties van 1743 en 1747 vermelden het loon der lijkdienaars bij begrafenissen. 2) In de Zelandia Illustrata, vervolg, 1885, blz. 13, wordt een papieren omslag beschreven, waarin oudtijds de gouden of zilveren munt werd geborgen, die aan de dragers werd geschonken. Dit zullen dikwijls Zeeuwsche rijksdaalders zijn geweest. Het papier is langwerpig, 12jd> X 10 c.M., en is door een 6 m.M. breeden rouwrand omgeven. In het midden is een fijne ronde kopergravure afgedrukt, voorstellende een zittend knaapje, zeepbellen blazende. Achter hem op een zuil een schotel met zeepsop, waaruit gasbellen ontsnappen. Hij houdt in de r. hand een stok. Op den voorgrond eenige doodshoofden, waarop zijn voeten rusten. Het randschrift luidt„Zalig zijn de dooden, die in den Heere sterven. Openb. v. Johannes XIV, 13". Het geheel stelt de vluchtigheid van het leven voor. Onderaan in den rand ,,Te Middelburg bij van Benthem". De prent is gegraveerd door J. Schwartzenbach te Veere. Bij dezen waren tevens in koper gegraveerde begrafenisannonces te koop, alle het traditioneele doodshoofd boven twee gekruiste beenderen vertoonende. Zie over dezen schilder, etser en graveurNagtglas, Levensberichten van Zeeuwen, in voce.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1932 | | pagina 63