45
Putte, kleinzoon van Pieter en achterkleinzoon van Reinier,
die op het laatst dér 16e eeuw uit Thienen naar Vlissingen
was gekomen en die zich daar als apotheker had gevestigd.
Deze Reinier had twee zonen, Karei, geb. 1570, en Pieter,
alsmede een dochter, die de tweede vrouw is geworden van
P. Joossen Duvelaer en, bijgevolg, stiefmoeder van burge
meester Joos D., wiens eigen moeder Johanna Knibbe is
geweest, die reeds in 1610 niet meer in leven was. Mr. Pieter
van de Putte komt in 1667 voor als raad van Vlissingen.
Volgens Smallegange, bekleedde hij dit ambt nog in 1696,
toen hij als raad deel der stedelijke regeering uitmaakte.
88. Dheer Johan le Sage, schepen der stadt Myddelburgh
en bewinthebber van de Ostindische Compagnie.
Raad afwisselend van 1647 tot 1678, schepen sinds 1649,
thesaurier in 1655 en burgemeester in 1669, 1673, 1676 en '79.
Was zeer vermogend en hield equipage. Zijn dochter Johanna
is de vrouw geworden van Pieter Duvelaer Joosz. In het
boerenoproer van 1672 heeft burgemeester le Sage het zeer
hard te verantwoorden gehad. Hij overleed in 1681.
89. Dheer Johan Wilemerdonck, raet en tresorier der
stadt Middelburgh.
Raad en thesaurier van 1660 tot 1667 en schepen in 1658
en 1659. Johan Wilmerdoncx komt in 1679 voor als overdeken
op een gildepenning van het Boekdrukkers-, Boekbinders- en
Boekverkoopersgilde te Middelburg.
90 Dheer Mr. Jacob Peckius, raet en tresorier der stadt
Myddelburgh.
Raad in 1647, schepen in '48 en thesaurier in 1649 tot 1675.
Commissaris van kleine zaken in 1670 en waterbaljuw.
Geboren te Goes, werd hij in 1643 gratis poorter. Mr. Jacob
Peckius werd in 1667 door de stadsregeering tot opperprins
der Middelburgsche rederijkerskamer ,,Het bloemken Jesse"
benoemd en 17 September van dat jaar als zoodanig plechtig