50 door den timmerman een laagje houtkrullen, zoogenaamde schavelingen, gelegd, waarop het lijk komt te rusfen. Onder het hoofd plaatst men dan een dubbel gevouwen doek of een kussentje, opdat het hoofd iets hooger geplaatst zij dan het lichaam. Bij de fneer gegoeden wordt de kist van Ameri- kaansch greinenhout vervaardigd vroeger van eikenhout en van buiten gevernist. Aan de binnenzijde wordt zij met een witte stof bekleed met een deken op den bodem, terwijl het hoofd op een wit kussentje rust, waarop aan de boven hoeken een zwart strikje wordt bevestigd. In den vorm der doodkisten is mede een wijziging gekomen. Bestond deze oudtijds uit zeven planken, thans gebruikt men niet meer dan zes. De vroegere kisten hadden twee schuin opstaande planken als deksel, terwijl tegenwoordig de kist door één plank wordt gesloten, die plat op de zijwanden rust. Men is de meening toegedaan, dat het gebruik van platte deksels afkomstig is uit de steden, waar het voorkomt, dat in één graf verschillende kisten op elkaar worden gezet. Op de dorpen doet men zulks niet. Volgens de plattelandsbewoners getuigt het opeenstapelen van kisten allerminst van eerbied voor de dooden. Het komt dan ook wel voor, zegt de heer Polderdijk, dat personen in Middelburg overleden zijnde, te Nieuwland worden ter aarde besteld, opdat de nabestaanden overtuigd zouden zijn, dat hun doode alleen in één graf komt te rusten. Wij zullen het hierbij laten, daar het nu voldoende is ge bleken, dat het laken bij het afleggen nog steeds een groote rol speelt. Wij danken den heer Kodde, dat hij ons door zijn opmerking in staat heeft gesteld de quaestie meer van nabij te onderzoeken en, niet minder, de heeren J. W. Schuurman, B. J. de Meij en F. P. Polderdijk voor hunne zeer gewaar deerde voorlichting in deze.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1933 | | pagina 100