86
Opmerkelijk is verder het overwegende gezag, dat aan
Middelburg wordt toegekend. Het heeft schrijver dezes aan
leiding gegeven, na te gaan, of dit de eerste wettiging was
van den reeds uit ouderen tijd bekenden en hierboven aan-
geduiden feitelijken invloed van de stad op het Walchersche
dijkwezen.
Bij dit onderzoek kwam eene grafelijke akte 1aan den
dag, welke reeds van 19 October 1355 af als rechtstitel voor
Middelburg's optreden moet hebben gediend. Ook dit stuk
had blijkbaar nog nooit de aandacht getrokken. Het komt
eveneens voor in de grafelijke registers, bewaard in het
Algemeen Rijksarchief, en heeft in het kort den volgenden
inhoud.
Graaf Willem V, hertog van Beieren, overweegt, dat de
dijkage van Walcheren in zeer slechten staat is, daar de
ambachtsheeren en diegenen, wien het dijksbestuur is opge
dragen, niet eendrachtig zijn in het behartigen van de
(eilandsbelangen, wat niet kan worden gedoogd. Derhalve
beveelt de landsheer het bestuur der stad Middelburg om
samen met de watering- en dijkgraven en met anderen, die
het stadsbestuur daarvoor geschikt acht, den toestand na te
gaan en in alle gebreken te voorzien met de minste kosten.
De regeling geldt tot wederopzeggens.
In 1355 reeds kreeg dus het opstrevende Middelburg
rechtens de leiding der dijkzaken mèt de dijkgraven en de
daarmede vrijwel overeenkomende wateringgraven. Van sa
menwerking met de ambachtsheeren, die in den aanhef van
het charter vermelding vinden, wordt geen gewag gemaakt.
Scherp schijnt de jonge rechtsgemeenschap Middelburg, als
vertegenwoordigster van hare grondbezittende leden, te staan
tegenover den adel, de ambachtsheeren, die als oudere stand
tevens de overige landeigenaren in de staten representeerden.
In dit licht behoort nu ook het door den Kabeljauwsgezinden
graaf aan Middelburg geschonken privilege van 31 Mei 1355
1) Zie den tekst in bijlage I.