89 van het zwakke punt bewesten Vlissingen. Maar de belangen der vier leden van het college loopen te veel uiteen om eene krachtige gezagsuitoefening mogelijk te maken. Over de vraag wie de kosten van de dijksversterking behooren te dragen, staat de opvatting van den rentmeester en den heer van Veere lijnrecht tegenover die van den abt en den magi straat van Middelburg. De twee eerstgenoemden willen de kosten omslaan over geheel Walcheren, de anderen over de plaatselijk gelanden. Ten slotte spreekt de graaf zich uit voor een algemeenen omslag mets-mets-gewijs. Het zal naar ik hoop duidelijk zijn geworden, dat de behandelde stukken de moeilijkheden, geopperd door de heeren Wiersum en De Waard, volkomen opheffen. Wij weten nu met zekerheid, dat en na welke voorgeschiedenis het college van vier is tot stand gekomen en ook welke positie het innam ten opzichte van de dijksbesturen en de staten van Walcheren. De werking kan ook na 1466 onmogelijk geheel bevredigend zijn geweest. Men hinkte op twee gedachten. „Want wij als prince ende heer boven allen zaecken schuldich ende gehou den zijn 't ooge te hebben opt stuck ende 't regiment van de dijckaigen van onsen landen ende daer heerlicken inne te voorzien mit onser overhant ende princelijcke mogentheijt alst gebeurt dat eenich gebreck, twist, nijeuwicheijt ofte dangier daerinne valt." Met deze woorden verklaart de graaf in de ordonnantie van 1466 zijn recht tot ingrijpen als de bestaande regeling faalt. Op dit recht steunde ook de instelling van het college in 1396. Het was bedoeld als een boven de gewone besturen staand orgaan der grafelijke oppermacht. Doch als leden benoemde de grafelijkheid machtige belanghebbenden. Toch is het college van vier waarschijnlijk nooit uitdrukke lijk opgeheven. Het zal als afzonderlijk lichaam tenietgegaan zijn toen vrijwel alle algemeene bestuursfuncties in dezelfde handen geraakten. Van 1438 af wordt het dijkgraafschap van de Vijf Ambachten uitgeoefend door den abt en dat van de Oostwatering door den heer van Veere. Middelburg ver-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1933 | | pagina 139