90
werft in 1533 blijvend het dijkgraafschap van de Zuid- en
van de Westwatering. De rentmeester is opperdijkgraaf over
het geheele eiland en heeft toegang tot de statenvergadering,
waar hij nu en dan medestemt en wel, zooals reeds is op
gemerkt, uitdrukkelijk namens een of meer edelen. Het dage-
lijksch bestuur over Walcheren en over geheel Zeeland
berust sinds ongeveer 1500 bij den.abt (prelaat) van Middel
burg en enkele edelen, sinds 1543 bij den prelaat en den
heer van Veere alleen. In het volgende jaar komt de stad
Middelburg er bij. En daarmede zijn de vier leden van het
college weder bijeen, doch nu als vertegenwoordigers van de
staten, met den grafelijken rentmeester. Thans impliceert
hunne algemeene bestuursbevoegdheid het bewind over de
dijken, waartoe zij in 1396 waren aangesteld.
II.
Nadat het bovenstaande in de Algemeene vergadering van
het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen was mede
gedeeld. vond de ontwikkelde opvatting der beteekenis van
het charter d.d. 11 Februari 1396. die reeds kort was aan
geduid in het Gedenkboek Prins Willem van Oranje1), be
strijding door Prof. Mr. R. Fruin2). De hoogleeraar meent
met Mr. Fockema Andreae in het charter den wettelijken
oorsprong van het gezag der staten van Walcheren te moeten
zien. omdat het college van vier de functies had, elders aan
die staten toegewezen. Mijn hooggeachte opponent vindt het
zeer wel mogelijk, dat de rentmeester van Bewestenschelde
van 1396 tot eenigen tijd na 1466 zitting had in het college
der staten van Walcheren, maar er later, toen die sïaten
zich meer en meer naar analogie der staten van Zeeland
inrichtten, uit verdween.
1) De Prins en de staat van Eersten Edele in Zeeland, blz. 105 vlg.
2) De provincie Zeeland en hare rechterlijke indeeling vóór 1795,
blz. 86, noot.