4 Ambagt Nieuwerkerke (Herken) van lateren tijd is, en in dien mond, met zijnen Oosthoek en verdere aanslikkingen (daar het jegenwoordig Arnemuiden op gevonden wordt) de Mortier en het Nieuwland, allengskens is opgewassen en bedijkt, welke moerassen in de steenrode onder den naam van Arnemuiden voorkomen in dier voege, dat het Vak, op de kaart van Hattinga genoemd Nieuwerkerke, grootendeels met Mortier en het Nieuwland geheel besloten, ten noorden door Kleverskerke, ten westen door den Hayman, ten zuiden door het Arnemuider Zand, nu den polder Oud Sint-Joosland en ten oosten, gemeenschap hebbende met het Zwijn, thans het Sloe zijnes oordeels geweest is datgene 't welk men, in het jaar 1351 Arnemuden of (den buiten) Mond van de Arne noemde en die overschoone Rêe uitmaakte, van welke in de proceduren, tusschen de Stad Middelburg en het nieuw Arnemuiden gevoerd, melding gemaakt wordt en wel, dat al daar meer dan tweeduizend Schepen konden liggen." Van Wijn, na eene beschouwing te hebben gehouden over de beteekenis van het woord „vingerling", welk woord volgens sommige oudheidkundigen o.a. ook zou hebben beteekend, een lange smalle strook schor schrijft dan op blz, 248 van zijn hiervoren genoemd werk1) „Betreffende bijzonder dat Vingerlinck 't geen Reigersberch vermeldt2), zou men het zelve, naar inzien van bovengenoemde Oudheidkundigen moe ten houden voor het beginsel van den Oranjepolder op Wal cheren, wiens oorspronkelijke Schor Ter Halver Cry, dat is te midden in den stroom der Arne, was opgekomen". enz. De hiervoren omschreven meeningen van den door Van Wijn niet genoemden oudheidkenner, dat het terrein, hetwelk thans door het ambacht Nieuwerkerke bij Arnemuiden inge nomen wordt, in vroeger eeuwen behoord zou hebben tot een 1Een vingerling was een boogvormige afdamming of ringkade, tot sluiting van een dijkbreuk. Zie Andries Vierlingh, Tractaet van Dijckagie, blz. 328 en 329 en 438. 2) Chronijck van Zeelandt door Johan Reijgersbergen, verbetert en vermeerdert door M. Z. van Boxhorn, 2e deel, blz. 154.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1933 | | pagina 54