8
Vierlingh beschrijft dan verder breedvoerig, hoe het gat
der doorbraak door het leggen van een vingerling werd ge
dicht en eindigt dan ,,ende daertoe" namelijk tot het ver
krijgen van grond „hadden wij een bequaeme groese ende
spijse 't welck was het Galgevelt
Over het gat bij Mortiere schrijft hij 1
,,Het gat ter Mortieren en was soo groot wijt en diepe niet
als in de oude haevenne voren geseyt, ende was ook niet
ontgrondt, zoodat wij 't zelve terstont met He oft Ille getijden
overgaen hadden. Nietjegenstaende dat de peste in de huijsen
op de Mortiere zeer dapperlijcken geweest was en saegen des
niet aenne, maer het stroij van de bedden, daer het volck op
gestorven was, quamp ons zeer wel te passé, ende waeren de
arbeyders te meer geanimeert te neerstiger ende gewilliger te
werckenne deurdien mijn heere ammirael heer Adolf van
Bourgoignen, heere van Beveren ende der Vere, met Adolf
Herdinck, Raet der Keijserlicker Mat., sijnen rentmeester ende
dijckgraef-generael van Zeelandt Bewesterschelt, daer nacht
ende dach tegenwoordigh waeren, hebbende een schip in
denselve gate liggende op zijn ancker, daer zij inne logeerden
principalijck int sluijten van de voormelte gaeten ende daer-
omme behoort men luijden van fatsoene te adverterenne voor
dijckgraeff ende bovendien in elcke provincie ordonneren
eenen dijckgraeff-generael", enz.
Behalve beide bovengenoemde dijkbreuken, waarvan de
eerstgenoemde vlak bij de Galg van Middelburg moet zijn
geweest en de andere bij Mortiere, dus aan of dicht bij
den mond der haven, zijn er in de Arnedijken nog verschil
lende andere voorgekomen, welke allen duidelijk op de kaart
van van Deventer te zien zijn, maar waarvan wij niet weten
door welke hooge vloeden zij zijn ontstaan.
Bij de Stoppelaar, Inventaris van het Oud-Archief der stad
Middelburg 12171581, no. 1505, vindt men omtrent enkele
dijkbreuken nog het volgende vermeld
November 1532. Ordonnantie van Wet en Raad, houdende
1) Blz. 331.