14
een stuk sloot teekent, de Arnedijk zich met eèn scherpen
hoek zuidwaarts omboog, en na nog een paar wendingen,
noordwaarts tot in de stad doorliep en zich ter hoogte van de
tegenwoordige Loskade met de binnenhaven vereenigde.
Ehrlich meent alzoo, dat het terrein tusschen de Oostpunt
en de Oude Veersche weg het bed der Arne is geweest,
en dat de Dampoort in 1587 midden in dien zeeboezem zou
gebouwd zijn. Verder meent hij in de lage ligging der tuinen
achter de huizen van de Rotterdamsche kade en de diepte
in het Kraanstraatje het vernietigde deel te zien van 250 M.
der Welzingsche haven, welke naar zijn meening tot om
streeks de gebouwen der Oost-Indische Kamer zou gegraven
zijn. Hoe ver die haven bij den aanleg in 1532'35 in
de stad is doorgetrokken, kan bij gebrek aan een bestek en
teekening van dat werk niet worden aangewezen. De lage
ligging der tuinen achter de huizen aan de Oostpunt en aan
de Rotterdamsche kade kan verklaard worden uit het feit,
dat de Oostpunt en de Rotterdamsche kade het verlengde
zijn van den noordelijken Arnedijk.
Dat de Lange haven bij haren aanleg de Arne bij Middel
burg heeft afgesneden, is duidelijk op de kaart van Van De
venter te zien. Daardoor moest de Arne met een dijk in het
verlengde van den nieuwen Oostelijken havendijk worden af
gesloten1). Op dit werk heeft hoogstwaarschijnlijk betrekking
de door Ehrlich aangehaalde post uit de stadsrekening van
Middelburg van 1534, waarin de volgende zin voorkomt
„ten tide als men de oude Have stoppede, omtrent de Mole".
Deze laatste woorden „omtrent de Mole" laat geen twijfel
omtrent de plaats over, want die molen is op de kaart van
Van Deventer geteekend.
In het Oud-Archief der stad Middelburg vindt men een
„Besteck van den middelen dijck wech te voeren liggende
buijten de Zuijtdampoorte" 2). „Dit werk stond in verband
1Zie letter C.
2) Mr. J. H. de Stoppelaar, Inventaris van het Oud Archief der stad
Middelburg 12171581., no. 1574 (1535), blz. 166, Derde Afdeeling.