27
Het is zelfs twijfelachtig of het poldertje in Mortiere wel
ooit als een afzonderlijk poldertje is bedijkt geworden. In
verband hiermede verwijs ik wat betreft de beteekenis van het
woord polder naar noot 2 van blz. 18 der inleiding van het
hiervorengenoemde werk van den heer C. de Waard, alwaar
de schrijver zegt, dat men onder polder verstond ten eerste een
door dijken ingepolderd schor, ten tweede een tengevolge van
eene inlage afgedijkten grond, en ten derde een nog niet
of niet ten volle ingedijkt schor. Men zou daar nog kunnen
bijvoegen, dat door de plattelandsbevolking op Walcheren nog
dikwijls een aan één eigenaar behoorend complex perceelen,
ingesloten door wegen of waterleidingen, ook een poldertje
wordt genoemd, en vermoedelijk is het door Mr. Verheije
van Citters beschreven poldertje in Mortiere, ter grootte van
8 gemeten 119J^ roeden, niet anders geweest dan het terrein,
waarop het tweede Arnemuiden in Mortiere gevonden werd,
en dat op de vorengenoemde kaart van Nieuwerkerke, Oud-
Arnemuiden, den Haijman en Welsinge, a° 1511, begrensd
werd door ,,den Arendijck Arnedijk op de zuijdzijde
van de havene", ten oosten, den „zeedijck leggende in de
Ambachtsheerlijckheid Arnemuijden" ten zuiden, en ,,een
kleine gracht" ten westen en noorden.
Uit het vorenstaande blijkt dus duidelijk, dat het schorretje
in de Arne, waarvoor in 1520 octrooi tot bedijking werd ver
leend, niet het zoogenaamde poldertje in Mortiere kan ge
weest zijn.
Van af den mond der Arne tot dicht bij de hofstede de
Kleine Doel, werden geen schorren in de Arne aangetroffen,
zoodat wij het bewuste schorretje dichter bij Middelburg
moeten zoeken en wel, naar ik meen, daar, waar thans de
hofstede Arnestein gevonden wordt. Het volgende moge daar
toe tot bewijs strekken.
Zooals uit het bedijkingsoctrooi blijkt, behoorde het schor
retje, groot 10}/2 gemeten, aan deken en kapittel van de Sint-
Pieterskerk te Middelburg, en zijn door deze en den bezitter
der kapellerij voor honderd jaren en één dag verpacht ge
worden.