31 wordt als „eijndende in noirtoosten an den Arendijck, dat men afgaet ofte afrijdt een wegeling met welk wegeling het wegje van Uijterschout zal bedoeld zijn. Maar er is meer. In het octrooi tot bedijking wordt gezegd, dat hij suppliant de bedijker te maken zal hebben honderd en zeventig roeden dijk voor tien en een half gemet schor. Wanneer men nu op de kaart de richting volgt zooals die in de gemelde grensomschrijving is aangewezen van af de sluis bij Wijdau zuidwaarts en oostwaarts langs het toenmalige bed der Arne, om in noordwaartsche richting te eindigen bij het bedoelde wegeling bij de hofstede de Kleine Doel, dan verkrijgt men juist een afstand van 170 Blooische roeden, de lengte van den te maken dijk, en een poldertje van ongeveer negen gemeten. Als bewijs, dat het schorretje, waarvoor in 1520 octrooi van bedijking werd verleend, en het schorretje, dat in 1538 door de weduwe van Jan Heijndriksen Houck bij ruiling werd ver kregen, hetzelfde is, ten slotte het volgende In het bedijkings octrooi wordt gezegd, dat het schorretje groot is „thien ge meten en een half luttel min of meer Dezelfde grootte wordt ook opgegeven in de rekening van de Grafelijke Domeinen over het jaar 1521/22. In 1538, als het door ruiling in 't bezit kwam van de weduwe van Jan Heijndriksen Houck, wordt het opgegeven ter grootte van negen en een half gemeten en dertig roeden of daaromtrent, een verschil in grootte dus van ongeveer een gemet, maar in de Grafelijke rekening van 1592 wordt het wêer opgegeven ter grootte van 10J^ gemet, want er staat in den betrekkelijken ontvangpost vermeld ,,'twelk jegenwoordig bij Mr. Jan Houck bezeten wordt, dus hierover 't jaer van dezen voorschreven erfcijns van ÏOJ/J gemeten, dat 't voorschreven poldertje groot is, verschenen Sint-Jansdage decollationis 1592, 5 Sch. 3 gr. Vlaamsch". Het poldertje was dus in 1592 nog in 't bezit van de familie Houck en Mr. Jan Houck was hoogstwaarschijnlijk de zoon van Jan Hendriksen Houck en van jonckvrouwe Elizabet Roels, en het weeskind, waarvan in de acte van ruiling in 1538 melding wordt gemaakt.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1933 | | pagina 81