66 Terwijl het toch een grootere ramp is op deze beide soorten vertrouwd te hebben, Wil ik liever op niemand vertrouwd hebben dan op onver schillig welke personen. Is dit eerste gedicht een algemeene ontboezeming, het tweede is blijkbaar direct tot den lezer gericht had het eerste het vertrouwen tot onderwerp, het tweede gaat over de vriendschap en in dit veertienregelig gedicht (ook in jambi sche senarii) komt wel twaalf maal voor: amor, amare, amicus, amator, diligere, behalve nog allerlei andere her halingen. Amoris in te symbolum mei petis, Quicumque, amoris symbolum mei cape. Hominis amorem veile, non minus parum est, Quam nolle turpe est. Dilige immensam plebem, Et plebe quicquid majus amator simul Quorumque, quosvis dilige a quovis tarnen Nee diligere, et negligere a plurimis. Amare praestat unicum, quam negligi A mille amicis negligique durius Ab uno amico, quam carere millibus. Amor supremo quisquis impensus Deo, Amore semper mutuo rependitur Hunc possidenti, nee favor cujuspiam Usque ambiendus, nee timenda austeritas. Het ziet er wel uit als een gedicht, dat Hondius gemaakt heeft voor een vriendenalbum van een ander en waarvan hij voor zichzelf een afschrift wilde bewaren. Hoofdgedachte is Liefde tot God gaat boven alle liefde tot menschen. De vertaling moge aldus luiden Een bewijs van mijn liefde jegens u verlangt gij. Wie gij ook zijt, aanvaard het bewijs van mijn liefde. Liefde jegens een mènsch willen is evenzeer onvoldoende als niet-willen schandelijk is. Heb lief 't onmetelijke plebs en wat boven 't plebs uitgaat heb, als minnaar van allen, lief wie ge maar wilt toch zult ge niet door een ieder hooggeschat worden, en gij zult juist geringgeschat worden door zeer

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1934 | | pagina 134