72 wege gebleven Eigenaardig is wel, dat echte, karakteristieke handteekeningen in onzen zin weinig in Hondius' Album voor komen. Meestal teekenen de vrienden en geleerden met nauw keurig getrokken letters, dikwijls met zoogenaamde „blok- letters." Het heeft wel het groote voordeel, dat men ze lezen kan. Het andere aan den vriendenkring gewijde blad boven bedoeld (blz. 246) vertoont eerst een teekening van negen zandloopersgewijs bijeengevoegde pijlen, in het midden door een snoer samengebonden één der pijlen is geknakt, zoodat de punt ver van de acht andere punten afstaat. Hondius heeft in een negental jambische senarii zijn bedoeling hiermee niet al te duidelijk uiteengezet. De dichter heeft zichzelf ook wel een zeer moeilijke opgave gesteld hij heeft van het gedicht een dubbel acrostichon willen maken de beginletters telkens van het eerste en van het tweede woord van iedere versregel schrijft hij als kapitale letters. Het gedicht ziet er derhalve aldus uit B.eata L.ux quae nos in unum junxerat, E.t o B.eata quae tulere limina, I.nimica D.ulci contubernio licet P.erennis H.ora gaudii nostri memor I.niqua C.ulpat omina et fractam fidem N.egantis V.nius B.enigna vincula D.iamque P.acem ter trium sodalium. A.more M.ulto notus at pauca fide, is L.egis B.eatae dissipavit gaudia. Laat mij eerst trachten een eenigszins bevredigende ver taling te geven van deze „hersenkronkeling". In vers 2 zie ik een grammaticale moeilijkheid wat is het subject of wat is het object van de meervoud-vorm „tulere" Het eenvou digst lijkt mij te veronderstellen, dat Hondius uit regel 1 „beata lux" herhaald wil hebben, maar dan in 't meervoud „beatae luces". Mijn vertaling moet dan ongeveer zoo luiden Gezegend de dag, die ons tot één had vereenigd.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1934 | | pagina 140