79
amicitiae a teneris inchoatae confirmandae,
animique testandi ergo L M Q scripsi
Flessingae Mattiacorum A° 1600 prid. Calend, Augusti.
Johannes Buissonius Flissing(anus).
Tot slot voegt hij er nog, in ongepuncteerd Hebreeuwsch
een citaat bij uit Spreuken 19 vs 23 ,,De Vreeze des Heeren
is ten leven". Dat citaat is het eenige ernstige van het geheele
inschrift.
Het gedicht, dat goed is van taal en maat, doet echt wel
dadig aan, 't is luchtig, moderner dan vele andere inscripties,
die steeds bewierooken en op de ernst van 't leven wijzen.
Het is van een (laten we zeggen) Vlissingsche jovialiteit.
Buissonius blijkt een jeugdkameraad van Hondius te zijn ge
weest (amicitiae a teneris inchoatae).
De vertaling moge, wat ik boven zeide, bewijzen
Hundius, ik bid je, wat is dat voor een onrecht
Foei, een hoe groot onrecht Dat jij mij vraagt om een
onderpand van mijn vriendentrouw Edoch goed, laat dat
geen onrecht zijn, maar het vorderen van een dergelijk iets,
dat is op zichzelf al een onrecht. Komaan dan een lied
Mijn hand jeukt al om te gaan schrijven en al wat er bij mij
van jou is, dat is toch van jou, ook deze borst en al wat er
in deze borst is. Maar waarvan moet ik geven De gunst
van den Parnassus ontbreekt ja zelfs ook de dichterlijke
gloed is bekoeld, zonder welke beide de dichter niets kan
beproeven, al mag hij van ouds nog zoo'n kraan in zijn
vak zijn. Doch wat zou ik jou weigeren Dit, wat het dan
ook mag zijn, zul je dus hebben (alhoewel het beneden de
waardigheid blijft van jouw ooren en jouw schrifturen).
Want wat het dan ook mag zijn, het is een zinnebeeld van
mijn liefde voor jou. Ik wilde, dat het tevens ook een band
nu krachtige geesten bestendig moge samenbinden. Immers Hundius zal
voor mij een Pylades zijn en een Nisus voor mij, zoolang er bij mij
inwendig een levensadem zal zijn. Zelf zal ik uw Euryalus en eveneens
uw Orestes genoemd worden, en bekend zullen zijn de namen van onze
vriendschap.
Dit heb ik voor P. Hundius, die in geleerdheid en talent voor niemand
onderdoet, mijn allerliefsten vriend, ter herinnering van onze vriendschap,
die nooit zal te gronde gaan, met luste en naar zijn verdienste geschreven.