80 ware tusschen mijn hart, dat jou op bijzondere wijze lief heeft en van jouw hart, dat mij innig liefheeft. [Onderschrift Dit heb ik voor den geleerden en vromen jongeling, den Heer Petrus Hondius met luste en naar ver dienste geschreven om onze van jongs af begonnen vriend schap te bevestigen en mijn gezindheid te betuigen te Vlis- singen in het gebied der Mattiaci 31 Juli 1600. Een andere vriend, Helias P.utschius, heeft blijkbaar als student veel steun ondervonden van Hondius en wijdt hem, toen hij (Hondius) blijkbaar op het punt stond naar Duitsch» land op reis te gaan, de volgende vloeiende elegie Ut facilis grandem vitis complectitur ulmum, Illaque labentem sustinet atque fovet, Sic tua me semper, HONDI dilecte, cadentem Haerentemque malis sustinuit gravitas. Nunc quia discedis, tanto privatus amico In luctum et lachrymas (ah dolet!) aeger eo. Ei nostrum haud possum calamo describere AMOREM, Ilium, crede mihi, nulla tabella capit. Verba tarnen, nostram paucis testantia mentem, Accipe, et aeterni pignus AMORIS habe. PVTSCHIVS EST HONDI TOTVS SIT ET ILLIVS ILLE SIC NVNQVAM NOSTRIFINIS AMORIS ERIT. [Onderschrift Hoc tibi qualecunque D. PETRE HONDI quem ob singularem turn purioris litteraturae, turn etiam verae Theologiae notitiam morumque probitatem cum virtute con- junctam semper maximi feci, in Germaniam studiorum causa discedenti amicitiae nostrae, quam ego firmam et perpetuam fore omnibus votis opto et spero, tex/xh piov lubenti quidem animo sed maesto posui HELIAS PVTSCHIVS A° CIOIOCI. IV calen. Sextil. Lug. Batavorum. t) 1Evenals de voegzame wijnstok den grooten olm omstrengelt en deze den afglijdenden ondersteunt en koestert, zóó heeft uw ernst, beminde Hondius, steeds mij, als ik viel en in ellende verkeerde, onder steund. Thans, omdat gij weggaat, ga ik, van zulk een vriend verstoken, over tot rouwklacht en tranen (ach! het doet pijn!) als een geknakte. Helaas Onze Liefde kan ik met mijn pen niet beschrijven. Geloof me, geen papier kan die bevatten. Aanvaard toch woorden, die met dit

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1934 | | pagina 148