83 samengesteld. Toch krijgt men aan den anderen kant geheel den indruk, dat de broer pas gestorven is. Het gedicht, een echte elegie, luidt Cineri Docti Juvenis Johannis Hondi, fratris mei amicissimi, in Germania mortui IIXX Kal. Ianuari A° 1588. Quae tibi non licuit morienti ferre, licebit Verba tarnen cineri reddere summa tuo, Frater eras, fraterna fero cape mutua fratris Dona, tibi junctus dum tuus alter ero. Non ego profuso tibi coelica gaudia fletu Invideo lachrymis pondus amoris inest Dignus amor lachrymis, at non tua funera nostris Is vitae, haec victae praemia mortis habent Ergo ego nee vitae, nee amoris, gaudia rumpam, Si tibi dulce mori, vivere dulce fuit. Nee patrios liquisse lares te flebimus ipsa Quam repetis patria est, qua repetis patria est. Corpus habet tibi quod dederat Germania coelum Quod dederat totum denique qui dederat. 1 1Aan de asch van den geleerden jongeling Johannes Hondius, mijn zeer geliefden, in Duitschland gestorven broeder. 15 Dec. 1588. De afscheidswoorden, die het mij niet vrijgestaan heeft bij uw sterven aan uw persoon te brengen, zal het mij toch vrijstaan te brengen aan uw asch. Gij waart mijn broeder, de broederhulde breng ik u aanvaard de van mij tot u uitgaande geschenken eens broeders, totdat ik als uw tweede ik aan u verbonden zal zijn. Ik misgun u niet, onder het storten van een tranenvloed, de hemelsche vreugden in mijn tranen ligt een gewicht van liefde besloten. Mijn liefde is wèl iets, maar uw dood is niet iets, dat met onze tranen gediend ismijn liefde bezit de belooning van de overwinning des levens, uw dood bezit de belooning van de overwinning des doods. Derhalve zal ik noch van het leven, noch van de liefde de vreugden verbreken, indien het voor u zoet is geweest te stèrven, zoet is geweest te léven. Ook zullen wij het niet beweenen, dat gij de vader lijke haardsteden hebt verlaten het land juist, dat gij weer opzoekt, is uw vaderland en ter plaatse, waar gij het opzoekt, is uw vaderland.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1934 | | pagina 151