87
oi J1' ctyx^o) tg ov è7ravpiitkov(ri 7rct3"öfT£?,
fj.vi\fxa. i^ouir' ayaSwv nxi y^apiv i^oviiru.
d.w.z. De goeden trekken 't meest profijt
uit wat zij zelf beleven
Al 't goede houden ze in gedacht,
den dank zij steeds hergeven.
Wat hierop in het Album volgt, klopt niet met dit citaat,
maar wel met de twee bij Theognis daaraan voorafgaande
regels, waarin het heet, dat ,,de slechten" steeds ondankbaar
zijn dat stukje van 't papier was zeker afgescheurd. Juist
op die regels zinspeelt Belosius, wanneer hij den jeugdigen
Hondius, den domineeszoon, die stellig reeds was voorbe
stemd voor 't predikambt, aldus toespreekt
Tu, si aliquando, quod faveat Deus, ad ecclesiae clavum
vocaberis, hanc humani animi iniquitatem experiere sed tum,
sicut ego hodie facio, sumes consolationem ex nostri
a-yavoS-'nou verbo, qui hanc mundi ingrati improbitatem statuit
certissimum nobis in coelis repositae mercedis ptoi>,
quod nunc nobis in ecclesiae administratione contingit. 1
In onzen tijd staat de oudere wel geheel anders tegenover
de jeugd wij kunnen ons een dergelijke uitlating tegenover
een leerling van 11 jaar niet meer voorstellen. Dat Belosius
zijn leerling Hondius toch ook dikwijls met iets anders heeft
bezig gehouden, en wel met lieflijke gedichten, mogen we
afleiden uit Hondius' lijkzang op Belosius, een elegie, voor
komende op de blzz, 19 en 20 van het Album. In iedere
regel komt het woord traan, geween, gezucht of een equi
valent voor
IANO BELOSIO SEELANDO
sine ambitione ac exemplo erudito ac pio
VIRO
Idibus Augusti, Anno 1599
1Indien gij ooit, wat God moge begunstigen, tot het kerkelijk ambt
zult worden geroepen, zult gij deze onbillijkheid van den menschelijken
geest ervaren doch dan zult ge, zooals ik heden doe, troost ontleenen aan
het woord van ónzen Kamprechter, die deze boosheid der ondank
bare wereld heeft vastgesteld als *het betrouwbaarste getuigenis van het
voor ons in de hemelen bestemde loon, dat ons thans bij het bestieren
der kerk ten deel valt.