89 blijft bestaan. Hondius eindigt, in een andere maat over gaande Te mori Deo beate Vita fecit innocens Mors beata fecit ipsa Mortuum superstitem. [d.w.z. 't Schuldloos leven heeft U 't zalig Sterven in uw God bereid, Juist uw zalig heengaan schonk U Na uw dood de onsterflijkheid.] Ten slotte heeft Hondius nog over Belosius' dood een treur gedicht toegezonden aan zijn vriend Daniël Heynsius (ad Heynsium meum), die in Vlissingen ook een leerling van Belosius was geweest. Gold dit alles een leermeester uit zijn jongenstijd, ziehier (p. 13) een lijkdicht op Franciscus Raphelengius.den geleerden Leidschen Academiedrukker en professor in het Hebreeuwsch. Hondius bezat op een strookje papier zijn handteekening, die hij na Raphelengius' dood in zijn Album plakt, waarbij hij schrijft Scribebat Franciscus Raphelengius cui hoe ego Tene etiam nostri decus immortale Iycaei Francisce mors fera abstulit In den vorm is hier een herinnering aan Vergilius' Aeneïs, waar Aeneas' lijkklacht op den jeugdigen Pallas ook begint met Tene te ne). Spoedig volgt nu een toespe ling op Raphelengius' professoraat in 't Hebreeuwsch, de Sancta Lingua Nee potuit sanctae tam plena scientia linguae Movere crudeles Deas 1 Het gedicht, bestaande uit beurtelings hexameters en vier voetige jamben, eindigt natuurlijk met veel tranen op het graf. 1Dit schreef Fr. Raphelengius, op wien ik het volgende Heeft ook Franciscus, onsterfelijk sieraad van onze hoogeschool, de woeste dood weggenomen En heeft uw kennis, zoo vol van de heilige taal, de wreede doodsgodinnen niet kunnen verdrijven

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1934 | | pagina 159