94 Effigiem mentis divinae pagina quaevis, Corporis effigiem pagina prima refert. d.w.z. Onverschillig wélke pagina (van het Glossarium) geeft de afbeelding weer van uw goddelijken geest, de éérste pagina geeft de afbeelding van uw lichaam. Wanneer we nu op grond van het Album verder willen zien, wie tot den kring van Hondius hebben behoord onder de wetenschappelijke mannen, dan treft ons al spoedig de naam Daniel Heynsius (zóó spelt hij op p. 245 en op vele bladzijden zijn naam, niet Heinsius, zooals zijn naam later meest luidt). Heynsius heeft veel geschreven in het Album. Hij was onge veer een tijdgenoot van Hondius en is zijn schoolkameraad te Vlissingen geweest. Hondius is ook na zijn studententijd, toen hij reeds predikant in Terneuzen was, zijn vriend blijven ge denken immers hij heeft een mooie kopergravure, het portret van den 26 jarigen Heynsius, in 1607, toen deze op zoo jeug dige leeftijd reeds professor was geworden, in zijn Album ingevoegd (p. 262). Heynsius, in zijn studententijd door Hondius gevraagd om een dichterlijke bijdrage, zwaait op de gebruikelijke wijze grooten lof toe aan den dichter Hondius wat behoeft deze om een gedicht te vragen immers hij zelf (Hondius) maakt er veel voortreffelijker: Dum tua, nostrarum LVX et Fiducia rerum, Dulcia, tincta novo carmina melle lego, Haeret, et in dubio mihi mens labat, et tarnen urges Reddere me numeris munera digna tuis Quod petis, ipse potes quod non petis, accipe nam si Carmina digna petis, qui dabit, alter erit. Alter erit, sed non tuus Heynsius, hei mihi 1 cur non Gratia te nostro pectore digna sedet Aut nihil aut indigna damus, nam carmina, votis Digna tuis, tantum qui petis, unus habes. t) 1) Terwijl ik uwe zoete en van versche honing doortrokken liederen, o gij ons Licht en ons Vertrouwen, lees, stokt mijn geest en wankelt in ongewisheid en toch dringt gij er op aan, dat ik aan u afdraag ge schenken, die niet achterstaan bij uw gedichten wat ge verlangt, kunt

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1934 | | pagina 166