97 At vita mensque coelica in coelo latent. 1 Men ziet, hoe eigenaardig Hondius hier den geest van George Dousa de drie rijken, bij de Ouden vaak genoemd, Aarde, Zee en Hemel, laat doorgaan. Ook in de hieraan voor- afgaande elegie, waarin nog van een anderen jong gestorven zoon van Ianus Dousa wordt melding gemaakt, wordt hij aan het slot met zijn broer aldus toegesproken Euge dabit vitae spatium, quod Parca recidit, Fama subest vestro Dousica fama rogo. 2) Men ziet Hondius gebruikt van den naam Dousa het patronymicum ,,Dousiades" en het adjectivum ,,Dousicus". Blijkbaar was dit adjectief reeds eerder door Janus Dousa zelf gebruikt. De inscriptie, waarin deze dat adjectief gebruikt is ouder, dateert uit den tijd vóór den dood van George het 1) Ter herinnering aan G. Dousa, van zijn Byzantynsche reis terug gekeerd en weldra, op een vloot-expeditie van H.H. Staten der Vereenigde Nederlandsche Gewesten naar de Spaansche gebieden, op de kust van het Groote Canarische eiland aan het aardsche leven onttrokken. De Dousa-telg had in zijn geest opgenomen alle talen tot aan de Ryphaeïsche bergkruinen en zooveel talen hij in zijn geest had opge nomen, had hij ook in zijn mond opgenomen tot aan de Ryphaeïsche bergkruinen. Als het eenige bleef nog over het rijk van Neptunus en hem, wien iedere lands-genius (de stamgod van ieder land) rijkelijk zijn eigen taal had doen doorvoelen, heeft eindelijk na zijn dood aan zijn wijd- geopenden boezem ontroerd opgenomen de groote vader van het groote watervlak en heeft hem te midden van het luid geraas der zwalpende zee geleerd de stilte van het zwijgende rijk. Als allerlaatste bleef nog over het rijk des hemels en hem, wien iedere stamgod der wereld rijklijk zijn eigen taal had doen doorvoelen, heeft eindelijk na zijn dood aan zijn wijd-geopenden boezem ontroerd op genomen de groote Vader van den grooten Aether en heeft hem geleerd het hemelsche rijk en de goddelijke stemmen en de vreugden der hemelburgers. Hij derhalve, die de aarde, de zeeën en het hemelsch gebied kent, is ten slotte in drie rijken verstoken van (of besloten in) een graf. Terwijl zijn werkzaamheid op aarde was, was zijn begrafenis met het lichaam in de golven doch zijn leven en hemelsche geest schuilen weg in den hemel. 2) Welaan dan, de Faam zal u de levensruimte, die de Parcen hebben afgesneden, geven aan u-beider brandstapel ontstijgt de Dou- zische faam (de van der Doezen-faam Archief 1934 7

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1934 | | pagina 169