98 f is nl. gedateerd 22 Febr. 1599. Naar 't schijnt had Hondius eenige ons uit het album niet bekende, gedichten gewijd aan Jan van der Does en zijn (toen nog levenden) zoon.1) Uit het gedicht van Janus Dousa ademt in 't minst geen stemming van een vader, die over een zoon treurt. Voor vriendschappelijke gedichten van Hondius wil de vader graag iets vergelden geld en goed heeft hij niet en voorloopig heeft hij het te volhandig om een lang gedicht te maken. Doch de tijd ervoor komt misschien nog wel. Hondius was blijkbaar een ge waardeerd vriend van den huize Dousa. Ianus Dousa begint op pag. 166 (zie afb. 6) met twee spreuken „Ante omnia Musae" en „Aequo animo audienda sunt imperitorum convicia, et ad honesta vadenti contemnendus est iste contemptus." 2 Dan volgt het dank-vers Quas tibi non uno referam pro Carmine grates, Sive mei nati nomine, sive meo HONDI, Musarum ac Themidis iustissima cura Non ego mutandis mercibus aequor aro. Nee mihi Calliacis aurum fodit Astur in arvis. Cura sit haec aliis, lamma odiosa mihi. Carmen, opes nostrae, quarum tibi prima .voluptas DOVSICA, nee studiis mens aliena tuis. Accipe, noster amor, popularis sibila cannae, Accipe municipis pignus amicitiae. His, HONDI, contentus eris pro tempore, donee Otia contigerint uberiora mihi. Quae si contigerint, PETRVM mox DOVSICA faxo Obruat immensis Musa voluminibus. 3) 1Misschien zou het Album Amicorum van Ianus Dousa, dat in de Leidsche Bibliotheek bewaard wordt, veel licht kunnen verschaffen maar ik moet me beperken. 2) „Voor alles de Muzenen ,,Met berusting moet men de be schimpingen der onervarenen aanhooren en, zoo men tot eer en aanzien wil komen, moet men die minachting minachten". 3) Welke dankzegging moet ik u niet doen toekomen voor meer dan één lied, hetzij uit naam van mijn zoon, hetzij uit mijn eigen naam

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1934 | | pagina 170