100 f aardsche bestaan. Hij begint met een Latijnsche vertaling (in de Sapphische maat) van de bekende psalm „Gelijk het gras is ons kortstondig leven." Nostra vanescit tenues in auras Vita, per siccas velut unda arenas Aut velut sensus per opaca ludens Noctis imago. Herba ceu verno saturata rore Mane, mox languet medio sub aestu, Mox humi comis iacet arefactis Vespere sero. 1 Buitengewoon talentvol en zoetvloeiend is de oud-testa- mentische gedachte hier in de Sapphische strofe op een wijze, den vermeenden auteur van het Wilhelmus niet onwaardig, nagedicht. Hierop volgt dan in ongepuncteerd Hebreeuwsch een niet minder bekende plaats Psalm 90. vs 10. „Aangaande de dagen onzer jaren, daarin zijn zeventig jaren en zoo wij zeer sterk zijn, tachtig jaren en het uitnemendste van die is moeite en verdriet want het is snel afgesneden en wij vliegen daarheen." Dan komt in 't Grieksch een citaat uit Diogenes Laer- tius 8, 8 zcaav tot cpoy aySpanrlvou @lou pnsri» et» tfifopiiizovTa.. UuSaylpa.;, toy filov ï<p« èoiyAya.1 Uavxyupsi. u>; ouv ele to.ijthv o!pity ayaviou/jLzyoi, o<tc holt 'tfj.7ropiaLyot ye fieXrurroi ïpy^ovtai 3-eo.tci}, ovtug éi' tb /3/tó oï fj-iy a.yS'pa.TTo^uS'on t<pi\ (puoVTO.1 <Tó^»f xal otAeove^/«? &tipaTa.ï, oi <tè <ptXc<ro(poi t» f dxti&ela.;. 2) 1Ons leven vaagt weg in de luchtige koeltjes, gelijk op het dorre zeestrand de golfslag of gelijk een droombeeld in den nacht, dat in de donkerte met onze zinnen zijn spel drijft. Gelijk het gras is verzadigd van lentedauw in de morgenvroegte, doch weldra bij de middaghitte gaat kwijnen en met verdorde bladen terneer ligt in het late avond-uur. 2) Solon zegt, dat de grens van het menschelijk leven is 70 jaar Pythagoras zegt, dat het leven gelijkt op een algemeene volksbijeenkomst voor de kampspelen. Evenals daarvoor sommigen komen om persoonlijk in den wedkamp mee te dingen, anderen om handel te drijven, maar de besten als toeschouwers, zoo zijn ook in het leven, zegt hij, de slaaf- gelijkenden najagers van roem of grooter bezit, doch de wijsgeeren zijn de najagers van de waarheid.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1934 | | pagina 174