103 Fallor quod magnos superes hoc tempore vates Certa tuo capiti gloria serta parat. Perge Hondi, Merulamque tuum complectere Amore, Quo solitus semper tu mihi carus eris. 1 Heel komisch doet aan, dat Merula voor de laatste woorden nog een variant aangeeft ,,tu mihi magnus eris". Moest Hondius, als hij zoo in de hoogte werd gestoken, niet pedant worden Of was men aan een dergelijke bewie rooking zoo gewoon, dat het geen indruk meer maakte Ook de dedicatie is in buitengewone termen vervat, ont leend aan Merula's studievak, de Romeinsche oudheid. Proferendis omine bono AMICITIAE, ante triennium coeptae, Pomeriis hos qualescumque versus L M adscripsi Paullus G F P N Merula Mense Iulio CIOIOCI Lugduni Batavorum. 2) 't Is inderdaad juist een triennium na de vorige bijdrage geschreven. Merula heeft Hondius' gedichten dus ten zeerste leeren bewonderen. 3) In de maand Juli 1601 is Hondius in Goes op 't punt om zijn groote reis te beginnen naar Parijs, Saumur en La Ro- 1O gij, die de blijvende eer van den steeds groenende laurier waardig zijt en wien het weldadige Muzenkoor bemint, gij die in staat zijt alles in een dichterlijk lied te vereeuwigen en met uw zoetsprekenden mond allerlei wijzen te zingen, ik prijs uw geestesgaven en bewonder uw met heilig vocht overgoten talent en sta er verstomd over. Vergis ik me Daar gij de groote zangers van dezen tijd overtreft, maakt de Roem voor uw hoofd een gewisse eerekrans gereed. Ga zoo voort, Hondius, en omvat uw Merula met de liefde, gelijk gij plag te doen Steeds zult gij mij dierbaar zijn (ofsteeds zult gij mij groot zijn). 2) Om van de VRIENDSCHAP, voor drie jaren aangevangen, onder een gezegend voorteeken de grenspalen wijder uit te zetten heb ik deze verzen, hoe ze dan ook mogen zijn, met luste en naar verdienste hier bijgeschreven Paullus Merula, Juli 1601, Leiden. 3) Uit het N. N. Biogr. Wdb. s. v. Hondius blijkt, dat er indertijd op een veiling bij Martinus Nyhoff een Latijnsche brief van Hondius (uit La Rochelle) aan Merula is verkocht, 't Schijnt onbekend te zijn, waar deze brief zich thans bevindt.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1934 | | pagina 177