108 Eenige Rupellani zijn later, toen Hondius predikant te Ter- neuzen was, daar bij hem op bezoek geweest en hebben toen in het Album geschreven. Laten wij ten slotte eindigen in Vlissingen, Hondius' ge boorteplaats, waar hij zijn zomervacanties doorbracht en met de collega's van zijn vader verkeerde. Van den Vlissingschen predikant Abraham Mylius treffen we op p. 112 en 113 een paar weinig belangrijke inscripties aan, gedateerd Aug. 1599. Een Latijnsche brief van Hondius aan Mylius (in de Leidsche Bibliotheek bewaard), geda teerd Leiden 23 Sept. 1600, geeft ons echter een aardigen kijk op den „student thuis". Hondius had een werk van Mylius in handschrift ter lezing ontvangen en door zijn plotseling vertrek naar Leiden hem dit niet persoonlijk kunnen terugbrengen. Hij verontschuldigt zich o.a. met deze woorden „Ik had beloofd, dat ik niet weg zou gaan zonder een af scheidsbezoek bij van der Mylen het is anders geloopen, ik beken het maar ook tegen mijn eigen verwachting want zoo plotseling bood zich juist van pas de gelegenheid aan om te vertrekken, dat ik nauwelijks den tijd heb gehad om mijn zaakjes bijeen te zoeken, in 't geheel geen tijd om ook maar van iemand afscheid te gaan nemen mijn vader en mijn familie weten, hoe waar dit is het speet mij voorzeker het meest van wege dat allerkeurigste werk van u, zeer geleerde van der Mylen, omdat ik nu de lezing ervan niet kon voltooien en mijn belofte het terug te komen brengen niet heb kunnen houden zoover ik het gelezen heb (ik heb ongeveer drie kwart ervan gelezen) stond het mij niet alleen aan. maar het heeft mij volkomen meegesleept tot liefde zoowel voor het geschrift als voor den vader ervan", t) 1Promisi insalutato Mylio non abiturum me secus factum, fateor at praeter meam quoque opinionem nam discedendi opportunè tam subito sese offerebat occasio, ut componendi mea vix fuerit otium, salu- tandi ullos omnino nullum novit parens ac familia nostra quam verum dicam dolebam profecto maximè de opere illo tuo elegantissimo, Myli doctissime, quod neque absolvere ejus lectionem possem neque promissam meam fidern de restituendo eo solvere quoad legi, legi fere tres ejus partes, non placuit modo, verum abripuit omnino in amorem et sui et sui parentis.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1934 | | pagina 182