XIV lijck soude connen werden getolereert het inbrengen van eenich cleijn Hollants root-aerdewerck, twelck noijt over het vuijr gebruijckt en wert, alsoo datselvige alhier van Berchse aerde gemaeckt, wert bevonden beter jegens het vuijr te mogen, en het bersten soo niet onderworpen te sijn. 1 Mei 1684. Opt versoeck van Mattheus Hubreghtse van der Weijde pottebacker dat inbrengen van root aerdewerck bij buyten- luijden op de jaermarckten, tweemael des jaers voor desen gepermitteert, tot op eenmael in de zomermaent magh werden vermindert en dat de voornoemde buijtenluijden niet langer als aght daegen telckens sullen mogen blijven leggen, sonder daer mede langhs de straeten te mogen gaen leuren ofte aen andere schippers over te doen om die aen de winckeliers privativelijck uijt te venten, op de verbeurte van de voors. potten en bovendien een amende van 20 ofte meer gulden, is goet gevonden en verstaen tselve te stellen in handen van de heeren burghmeesters en tresorieren ad examinandum en de geïnteresseerde daer op te hooren. 1 Augustus 1684. Burghmeesters en tresorieren op derselver camer besoig- nerende op verscheijde requesten, in haere handen bestelt bij verscheijde resolutien van de heeren van den Raede om te examineren en den Raede te dienen van advijs, en eerst op dat van Matheus Hubreghtse van der Weijde pottebacker, bij resolutie van 1 Meije voorleden hebben geoordeelt, dat den suppliant sijn versoeck soude konnen werden toegestaen ende dat dienvolgende geen buijtenluijden meer dan eenmael des jaers root aerdewerck binnen dese stadt sullen mogen brengen, te weten in de Septembermarckt, ende niet langer mogen blijven leggen dan geduijrende deselve vrijdom van de marckt ofte den tijt van aght daegen. op poene soo wie contrarij dede de potten soude verbeuren ten proffijte van de godtshuijsen en bovendien vervallen in een boete van thien gulden, d'eene helft voor den officier en de andere helft voor den aenbrenger, des dat den suppliant gehouden blijft syn aerdewerck alhier te leveren voor vier stuvers de werp en tselve soo goet en

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1934 | | pagina 20