XX 47. Stad Utrecht 1763. Duit. Afslag in zilver. Verkade 116.6 48. Gelderland 1764. Pijlstuiver. Verkade 17.4 (variëteit) 49. Nijmegen 16)91. Statenschelling. Verkade 23.3 50. Deventer 1707. Dubbele stuiver. Verkade 156.3 variëteit 51. Kampen. Arendsschelling zonder jaartal. Op naam van Keizer Rudolf II. Verkade 165.2 variëteit 52. Nederland 1818. Halve gulden, geslagen te Utrecht. Verkade 197.3 De nrs. 3852 geschenk van N.N." De conservator der ethnographische voorwer pen deelt mede „Het verslag kan kort zijn, daar in het verslagjaar geen aanwinsten te boeken vallen en geenerlei verandering in op stelling als anderszins plaats greep". De conservator van het kabinet van natuurlijke his torie schrijft „Omvangrijke aanwinsten werden in de laatste jaren op geleverd door uit de Westerschelde en de zeegaten opge- vischte fossiele beenderen van zoogdieren. Voor de niet altijd gemakkelijke bemiddeling bij de visschers getroostten onze medeleden in de visschershavens, de heeren L. A. J. Boots gezel te Breskens en G. D. van Oosten te Yerseke, zich vele belangelooze moeite. Aan de visschers werd in totaal een aanzienlijk bedrag aan premies uitgekeerd. Het Bestuur der Visscherijen op de Zeeuwsche Stroomen en de Burgemeester van Yerseke steunden ons streven, zooveel zij konden. Tot onze voldoening werd in deze materie volledige samenwerking verkregen met het Rijksmuseum van geologie te Leiden en het Geologisch Instituut der Rijksuniversiteit te Utrecht. Aanleiding tot het opvisschen van grooter hoeveelheden beenderen dan anders was het vinden van mosselzaad (d.w.z. Zilver. Zilver. Zilver. Zilver. Zilver. Zilver.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1934 | | pagina 26